LEEKEN-IDEEEN OYER MILITAIR RECHT.
Het zou mij niets verwonderen, wanneer de een of andere lezer
van het Tijdschrift, die deze aflevering opslaat en bovenstaanden titel
leest, misschien wel na een wetenschappelijke oefening over het
benoemen van officieren-commissarissen of krijgsraden, haar lusteloos
ter zijde legt en in zich zelf mompelt: „al weer militair recht".
Toch zou die verzuchting ten onrechte geslaakt zijn. Yooreerst
leest men een militair tijdschrift niet enkel voor vermaak en ten
tweede zijn er andere zaken, die al even weinig aantrekkelijks hebben
en die men toch moet weten, wil men met goed fatsoen bevordering
maken. Bovendien is het niet de vraag, of een gedachtenwisseling
over dit onderwerp prettig en aangenaam is, doch of zij noodig is en
nut kan stichten. Dat zij noodig is, houd ik voor zeker; of zij nut
kan stichten, moet de tijd leeren.
De redenen, waarom ik haar voor noodig houd, liggen voor de hand.
De Infanterie-officieren van het Nederlandsch-Indische leger ont
vangen het onderwijs in militair recht of in Nederland of in Indië
aan de Militaire School te Meester Cornelis.
Hoe goed het onderwijs in Nederland ook moge zijn, zoo komt
het mij toch voor, dat bij het verschil van wetgeving voor Nederland
en Ned.-Indië de stof te uitgebreid wordt, en, zooals te begrijpen is,
komt dit niet ten goede van de Ned.-Indische jurisprudentie. Zelfs
de officier, die op dit gebied zijn sporen schitterend verdiend
heeft, is deze klip niet kunnen ontzeilen en zijn bekend werk
(Handleiding ten dienste van het onderwijs in het militair recht
door Gf. J. W. Koolemans Beijnen), hoe verdienstelijk ook, kan
voor Indië slechts met omzichtigheid geraadpleegd worden, omdat
de aandacht niet overal voldoende valt op het verschil in jurispru
dentie (1) van Nederland en Ned.-Indië. Een plaatselijke com-
(X) Zie I. M. T. 1886, le deel.