367 Gewoonlijk zijn de ondergeschikten van de brigadechefs verspreid over een terrein, dat dikwerf honderde KM. in de lengte en de breedte meet en waarin, zooals trouwens uit het vorenstaande reeds kan worden afgeleid, in de meeste gevallen geen of slechts hoogst gebrekkige communicatiemiddelen worden gevonden. Aangezien het nu regel moet zijn, dat de chefs het werk hunner ondergeschikten minstens eenmaal in de maand inspecteeren, zoo be hoeft het verder geen betoog, dat zij het geheele jaar door meer op Joodsche wandelaars dan op gezeten burgers gelijken en nooit min der, wel langer echter dan drie weken van de maand op reis zijn. En men make zich vooral geen illusiën van de gemakken, aan zulke onophoudelijke verplaatsingen verbonden; overvoer per spoor of per reiswagen is hooge zeldzaamheid, tochten te paard, doorwaden van rivieren en beklimmen van steile hoogten zijn regel, terwijl het nachtkwartier gewoonlijk in de open lucht bij den eenen of anderen in het terrein werkzamen opnemer of wel in een hoogst primitief kamponghuis wordt opgeslagen. Rekent men ten slotte, dat gedurende, de weinige dagen van de maand, dat de brigadechefs te huis zijn, zij overstelpt zijn met bu- ieauwerkzaamheden van allerlei aard, dan behoeft het waarlijk geen nader betoog, dat zij niet het minst een moeielijk en bezwaarlijk leven hebben, dat op den langen duur wel nuttig besteed kan ge acht worden, doch dan ook in hooge mate de waardeeriug verdient van een ieder, die het gemakkelijker in de wereld heeft, steeds naar welgevallen van zijn home kan profiteeren en die zijn lichaamsbe- weging niet hooger opvoert dan tot een vooravondwandelingetje, ge volgd door een partijtje biljart in de sociëteit. Maart 1891.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 380