369 Het militair strafrecht in Hederlandsch-Indië. Handleiding ten gebruike bij de uitoefening van de militaire strafrechtspleging en van het mili tair strafrecht bij de landmacht, bewerkt door A. Y. L. Barre. Uitgevers: G-. C. T. van Dorp en Co. te Samarang. Eeno tweede aankondiging van dit werk in het Indisch Militair Tijd schrift is wellicht niet onnoodig, omdat misschien enkele personen van meening zijn, dat de auditeur-militair te Willem I niet geheel en al on bevooroordeeld is geweest bij de recensie van eene handleiding, samenge steld door den sergeant-majoor-schrijver bij de militaire auditie te Wil lem I. Aangenaam is het mij daarom al dadelijk te kunnen aanvangen met de verklaring, dat zoo ingenomenheid met den schrijver de pen van Mr. van Slingelandt heeft bestuurd, de verdiensten van dit werk in geen enkel op zicht zijn overdreven, voor zoover ik er ten minste over kan oordeelen. Dat ik hier en daar het gevoelen van den schrijver niet kan deelen, zal wel geen vermelding behoeven en doet ter zake ook weinig af, omdat in rechtsquaesties altijd verschil van meening zal bestaan. Maar gaarne erken ik in deze handleiding het antwoord gevonden te hebben op ver schillende vragen, die ik mijzelf bij bet geven van onderwijs in militair recht gesteld had, en waarop ik dit antwoord was schuldig gebleven. Yol vertrouwen durf ik haar dan ook mijnen kameraden aanbevelen, omdat zij, zoowel voor de practische toepassing als voor de theoretische bespreking van het militair recht, haar slechts zelden te vergeefs zullen raadplegen. De beschikbare ruimte in dit tijdschrift laat eene uitvoerige bespre king van eene handleiding van ruim 600 bladzijden niet toe, doch er is m. i. geen sprake van, of zij zal haar weg wel vinden in onze mili taire wereld. Eene enkele aanhaling zal beter dan veel woorden de bruik baarheid in het licht plaatsen. Reeds menig officier zal zich de vraag hebben moeten stellen„Wat is misdrijf, wat is overtreding De bestaande handleiding van de II. II. Yan der Hout-Prins-Grrevers geeft als antwoord op deze vraag niet anders dan den woordelijken inhoud van art. 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht, en nu zullen wel velen met mij van meening zijn, dat iemand, die niet meer weet dan den letterlijken inhoud van een wetsartikel, zich in den regel van de zaak een oppervlakkig, zoo niet een onjuist denkbeeld zal vormen. Op blz. 9 en 10 van deze handleiding vindt men eene dui-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 382