INGEZONDEN. Een schrede terug en een schrede veeder. Mijnheer de Eedacteur. Eenigszins partij in het geschil omtrent de richtmethode, die door de Indische infanterie in het gevecht moet worden toegepast, heb ik met veel belangstelling kennis genomen van de argumenten, door een uwer medewerkers, Fandio, voor de richtwijze op het midden van het doel bijgebracht. Het is u bekend, dat ik in de beoordeeling van het schietvoorschrift op de bladzijden 441 en volgende van den jaargang 1889 van uw tijd schrift met warmte voor de andere methode gepleit heb. Het is mij bij de lezing van Fandio's- artikelen opnieuw gebleken, hoe uiterst moeilijk het is, in toestanden, die men niet nauwkeurig kent, over practische vragen te oordeelen. Indien het juist is, dat in de gevechten met Inlandsche benden, de infanterie meestal doelen te beschieten heeft, die ondiep zijn opgesteld en stil staan, dan moet ik bekennen dat mijne argumenten ter zake aangevoerd, niet alle ter zake konden dienen en kost het mij geen moeite daar bij te voegen dat diensvolgens mijn oordeel, omtrent de meest gewenschte richtmethode, minder stellig had moeten zijn. Fandio's uitnemende beschouwingen hebben (misschien ook omdat ze mij voorzichtigheid leerden) mij niet overtuigd, maar zeer tot twijfelen gebracht. Ik durf niet beslissen of hetgeen door dezen schrijver voor de richtmethode op het midden is aangevoerd, opweegt tegen de daaraan verbonden nadeelen; ik moet daarom een uitspraak wel overlaten aan hen die met vaster hand dan de mijne de weegschaal in deze quaestie zullen houden. Hulde brengend aan Fandio's duidelijke uiteenzettingen, doe ik zonder aarzeling, op dit punt, een schrede terug. Vergun mij, mijnheer de redacteur, nog een kort woord hierbij te voegen»

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 384