EENE NEDERLAAG EN EENE OVERWINNING VAN HET
ENGELSCHE LEGER IN ZELELAND.
Eene krijgsgeschiedkundige studie door E. K. A. deNeve.
Vervolg van blz. 297.)
Zooals reeds vroeger werd gezegd, had de uitrukkende colonne om
4 uur v. m. van den 22en Januari het kamp verlaten; deze was
in nagenoeg Zuidelijke richting den bestaanden weg (spoor) volgende
ten ongeveer 6 ure v. m. bij de plaats gekomen, waar de troepen,
die den vorigen dag uitgerukt waren, den nacht hadden doorgebracht.
Die nacht was daar rustig voorbijgegaan, behalve dat bij een valsch
alarm eenige inboorlingen van de hulptroepen gewond waren.
In verschillende colonnes verdeeld, werd nu door de vereenigde
troepenmacht het terrein doorzocht en de vijand overal verdreven,
zonder dat het tot een ernstig treffen kwam, daar de hoofdmacht
steeds terugweek. De artillerie, twee secties onder den luitenant
kolonel Harness, volgde den weg, gedekt door twee compagnieën
infanterie.
Ten 9 ure 30 v. m. bereikte den opperbevelhebber, die met zijn
staf tot het nuttigen van een ontbijt was afgestegen, het eerste be
richt uit het kamp van den luitenant-kolonel Pulleine, luidende als
volgt: „Stafofficier. Zooeven bericht ontvangen dat een groot aantal
„Zulu's op het iinkerfront van het kamp aanrukt. 8 uur 5 v. m.
(get.) luit.-kol. H. B. Pulleine."
De opperbevelhebber zond daarop onmiddellijk zijn adjudant,luitenant
Milne van de marine, naar een heuveltop in de "nabijheid, vanwaar het
kamp zichtbaar was, met den last om met zijn verrekijker het noo-
dio-e onderzoek in te stellen en daarvan te rapporteeren.
Tegen ongeveer 10 uur v. m. kwam het lc bataljon 2 i@gi-
Dl. I, 1891. 25
O o