383
Om 2 uur 30 n. m. kwam men bij het le bat™. 3e regiment
hulptroepen (commandant Browne), dat op den weg had halt ge
houden.
Dit bataljon, dat, zooals vroeger werd medegedeeld, tegen 10 uur den
last had ontvangen om naar Isandhlwana terug te marcheeren, had
kort daarna een Zulu gevangen genomen, van wien men te weten
kwam, dat de vijand het voornemen had het kamp aan te vallen.
Een officier werd met dat bericht naar den opperbevelhebber ge
zonden en de marsch voortgezet.
Na een marsch van 4^- KM. werd om 12 uur waargenomen, dat
de aanval begonnen was en dat de artillerie het vuur geopend had;
met dat bericht werd andermaal een ordonnans naar den opper
bevelhebber gezonden, doch dit schijnt evenmin als het voorgaande
dezen bereikt te hebben (1). Te gelijker tijd was het bataljon genood
zaakt om halt te houden en terug te gaan voor den vijand, die in
massa den weg naar het kamp afsloot.
Eenigen tijd later werd, zooals hiervoren vernield is, ten derden
male een bereden ordonnans afgezonden met het volgende bericht:
„Kom in Godsnaam terug, het kamp is omsingeld en de zaken
gaan, naar ik vrees, zeer slecht", hetwelk ditmaal zijn bestemming
bereikte.
Eenigen tijd daarna, toen de bereden iufanterie bij den weg in het
gezicht kwam, zond de commandant nog eens een ordonnans der
waarts met de mededeeling, ditmaal schriftelijk, dat „er eene groote
vijandelijke troepenmacht tusschen hem en het kamp was."
Dit rapport ontving de luitenant-kolonel Russell (comdt. der bere
den infanterie), terwijl hij reeds met den opperbevelhebber op weg was
naar Isandhlwana; toen hij het dezen ter inzage aanbood beschouwde
L. E., nog steeds geen vermoeden omtrent de intusschen gebeurde
ramp koesterende, den inhoud slechts als een uitleg voor het halt
houden der hulptroepen. Deze ontvingen nu den last zich onmid
dellijk weer in beweging te stellen, voorafgegaan door den opperbe
velhebber en de bereden troepen.
(1) Deze beide berichten zijn, blijkens het hiervoren medegedeelde, bij de bereden
infanterie ontvangen.