29
waar ik uitdrukkelijk op wijs is dat deze diensten ieder uur lepels-
gewijze worden toegediend, waardoor die officier geen enkelen morgen
heeft, dat hij rustig over twee uur achtereen kan beschikken voor
eigen studie en toch iederen morgen gemiddeld van 81 uur voor
middags aan de inrichting moet zijn'.
Bedenkt men verder, dat een officier van politie niet in lustre jasje
of in een overhemd op zijn kantoor mag zitten, dat alle onderzoeken
aan hem worden opgedragen, dat alle inwendige dienstaangelegen
heden op zijn schouders terechtkomen, dat hij tweemaal per week
des namiddags moet exerceeren, dat hij op zijn beurt de avond-eigen-
oefening der élèves van 8j—10 uur surveilleert, en eenmaal per week
des avonds van 9 P uur wetenschappelijke vereenigingen bijwoont
en houdt men daarbij rekening met de indeeling van den dag, dan
geloof ik gerustelijk te mogen beweren, dat de tijd voor gezette stu
die veel te gering is voor iemand, die zonder eenige juridische op
leiding onderwijs moet geven in militair recht, waartoe behooren de
beginselen van het gemeene strafrecht.
Het zou kunnen gebeuren, dat enkele personen bij deze kalme
bespreking van den actueelen toestand op het denkbeeld komen, dat
zij gericht is tegen de personen in functie.
Ik acht het daarom niet ondienstig te vermelden, dat dit volstrekt
niet het geval is. Mijne bedoeling is eenvoudig, aan te toonen dat
de betrekking van officier van politie niet te vereenigen is met die
van instructeur in eenig vak. Ilc kan dit in een tijdschrift niet
verder uitwerken zonder in personaliteiten te vervallen, doch ieder
officier zal het duidelijk zijn, dat de instructeur hier achterstaat bij
den officier van politie, zoodra er tijd te kort komt. De tekortkomsten
toch van den laatsten kunnen bij iedere inspectie, bij ieder rapport
aan het licht komen, die van den instructeur zijn moeiiijk te ontdekken.
Men late zich bij de beoordeeling dezer quaestie vooral niet mis
leiden door de meermalen geuite meening, als zoude de Militaire
School op te weelderigen voet ingericht zijn. Zij, die deze zienswijze
zijn toegedaan, vergelijken het tegenwoordig aantal élèves (26) met
dat der instructeurs (8) en stellen zich zoodoende op een zeer onjuist
standpunt, want het moeilijke in de taak van den instructeur wordt
minder bepaald door het aantal élèves, aan wie hij les geeft, dan