433 Is het voor de toekomstige bestuurders van gouvernementen en gewesten, a. s. directeuren van departementen of leden in den Raad van Nederlandsch-Indië dan niet noodig, dat zij in dien echt natio- nalen zin worden opgevoed? O. i. kan dus de opleiding in Nederland niet geschieden zonder in groote onbillijkheden te vervallen; boven dien zouden de Indische jongelui toch die voordeelen niet deelachtig worden als zij het ouderlijk huis zoo vroeg missen, waar, naast de school, een groot gedeelte der opvoeding behoort plaats te vinden. Wil men den band versterken, die er tusschen moederland en koloniën bestaat, dan kan men dat doel op velerlei wijze bereiken; bijv.: bij A. O. N°. 127 van 1871 is bepaald, dat er jaarlijks o. a. een 6 tal officieren van de Infanterie van het leger in Nederlandsch- Indië bij dat in Nederland kunnen worden gedetacheerd. Welnu, daarvoor late men in de allereerste plaats de officieren in aanmerking komen, die van de Mil. School te Mr. Cornelis afkomstig zijn en niet, zooals nu soms het geval is, zij die vaak in Nederland reeds als officier hebben gediend. Yerder zende men hen niet naar afgelegen kleine garnizoenen, waar zij weinig eryaring opdoen, maar daar, waar minstens twee of meer wapens bijeen zijn en een bataljon infanterie in zijn geheel aanwezig is. Men geve hun de voorkeur bij detacheeringen naar speciale inrichtingen, zooals de Normaal Schietschool, oefeningen der genietroepen en meer. Ten slotte, wil men hier dien echt nationalen zin aangekweekt zien, dan moet men in Nederland beginnen met de Indische broeders een weinig hartelijker te ontvangen, dan nu soms het geval is huu niet de vluggere promotie (die trouwens alleen in de eerste jaren van den Atjeh-oorlog wat te beteekenen had) te benijden, of de weinige honderde guldens per jaar, die zij als gedetacheerd officier of als gepensionneerde meer hebben, maar bedenken dat, met den diensttijd, ook de levensjaren en de levensstrijd dubbel tellen. De „blozende gepensionneerden" van hot Indische leger, waar over de luitenant Yan Wijk van het Nederlandsche leger schreef, komen zeer sporadisch voor, daarnaast staan zooveel minder geluk kigen, die op jeugdigen leeftijd vaak op Atjehschen bodem vielen of in ongezonde plaatsen ziekten en kwalen opdeden, waarvoor zij nim mer genezing vonden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 446