434 Op do noodzakelijkheid van het bestaan dor Mil. School, zelfs bjj in gebreke blijven van het vereischt aantal officieren per jaar to le veren, hopen wij later terug te komen. Er wordt dus gerekend op den gemiddelden aanvoer van 20 2® luitenants der Infanterie per jaar. Laat ons eens nagaan in hoever de Militaire School op het oogenblik aan dien eisch voldoet. In 1886 werden 7 benoemd. 1887 11 1888 8 1889 10 1890 10 lotaal 46 in 5 jaar, dus nog geen 10 officieren der Infanterie per jaar, en men rekent op het dubbele van dat aantal! De volgende jaren zullen nog ongunstiger zijn; er zijn nu 8 élèves in het hoogste studiejaar, derhalve zal men in het gunstigste geval in 1891 nog beneden genoemd gemiddeld blijven. In het jongste studiejaar zijn nu 17 élèves, waarvan 2 voor de Militaire Administratie worden opgeleid, maar het geldt ook hier dat velen geroepen en wei nigen uitverkoren zijn. Om eens een voorbeeld aan te halen. In 1889 slaagden voor het admissie-examen voor de Mil. School van de beide cursussn te Mr. Cornelis en Magelang samen 5 adspiranten. Een er van werd afgekeurd, één kon in 1890 wegens langdurige ziekte niet aan het overgangs-examen deelnemen en één slaagde in dit examen niet, zoodat, als er geen asymptoten waren geweest, we nu het merkwaardige geval zouden bijwonen 2, zegge twee, élèves aan het officiers-examen van dit jaar te zien deelnemen. Wij gelooven dus niet al te pessimistisch te zijn met te bewereD, dat er op deze wijze op niet meer dan 10 officieren per jaar te rekenen valt. En als men den toestand laat, zooals hij is, dan is er weinig hoop op verbetering. Wel zal er door de aantrekking van de voorbereidende cursussen bij de Mil. School een betere toe stand in het leven geroepen worden, maar niet van ingrijpenden aard. Hierdoor zal de overgang van het eene studiejaar naar het e

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 447