446 Tot mijn leedwezen ia het mij niet mogen gelukken, nadere ge gevens omtrent den zetel van het Lomboksch bestuur machtig te worden; ook een platte grond van de plaats, waaruit misschien ge volgtrekkingen van aanbelang zouden zijn te maken geweest, heb ik niet kunnen aantreffen. Het komt mij evenwel voor dat Mataram met zijn aangrenzende kampongs een vrij groote uitgestrektheid moet hebben. Het overheerschende ras, de Hindoe-Baliërs, die veilig op een aantal van 50000 kunnen geschat worden, woont geheel, met uitzondering van enkele personen, op de W.-kust van Lombok te Ampenan en te Mataram of in de buurt daarvan, zoodat het aantal inwoners dier plaatsen waarschijnlijk vrij aanzienlijk zal zijn. Uit de verschillende gegevens omtrent den bouw van de huizen, hierboven opgesomd, kom ik verder tot het vermoeden, dat de wonin gen geen weerstand zullen kunnen bieden aan ons mobiel geschut en derhalve gemakkelijk vernield moeten kunnen worden ja, ik ga zelfs verder en vermeen te mogen aannemen, dat een plaats als Mataram, door breede, elkaar rechthoekig snijdende straten in wijken verdeeld en geheel bezet met steenen gebouwen van niet te groote soliditeit, veel meer dan een wijd uiteengebouwde, in 't groen verscholen kampong van onze achterlaad veld- en bergvuurmonden zal te lijden hebben. In 't voorbijgaan zij nog vermeld dat Wallace, op blz. 278 van zijn werk, melding maakt van de verbazende doornigheid van de kreupel- bosschen op Lombok, waar alles, zegt hij, met haken en tanden en in onoplosbare verwikkeling door elkander groeit. Materialen voor bijzonder lastige hindernissen schijnen dus in over vloed voorradig te zijn. Hoewel Mataram inderdaad de hoofdzetel van het Lomboksch bestuur is, zoo verwijlt de tegenwoordig reeds zeer hoog bejaarde vorst toch bij voorkeur op een zijner vele, in de nabijheid der hoofd plaats gelegen lustverblijven. Men vindt op Lombok zes zulke verblijven, waarvaD het grootste, Narmada genaamd, nog niet lang geleden voltooid is, terwijl de andere Lingsar, Goenoeng Sari, Bogawati, Andana en Pringa-rata heeten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 459