455 gedeelte der werklieden, uit Europeanen, Boegineezen en Javanen bestaande, aan koortsen was bezweken. Ook Ampenan en de geheele N.-kust schijnen hoogst ongezond te zijn. Een door den Heer King*van den vorst van Lombok ten geschenke ontvangen stuk gronds, in 't N. O. bij Soegean gelegen, heeft hij braak moeten laten liggen, omdat de derwaarts gezonden landbouwers onmiddellijk ziek werden en bij tientallen stierven. Ook pokken komen op Lombok veelvuldig voor; een zekere T. schrijft in het tijdschrift van N. I. van 1874, IIe deel, dat in 1872 een pokkenepidemie op dat eiland woedde, die daar gedurende eenige maanden duizende slachtoffer, vooral onder de kinderen, maakte. Wel beloofde de vorst aan dr. Jacobs, die in 1881 Lombok be zocht, de vaccine in zijn rijk te zullen invoeren, doch tot dusverre schijnt het bij die belofte te zijn gebieven. De laatstgenoemde geneesheer zegt overigens, dat, behalve pokken en syphilis, ook malaria en beri-beri van tijd tot tijd groote ver woestingen aanrichten. Zollinger en ook andere schrijvers noemen Pidjoe aan de Z. O - kust de eenige gezonde plaats van het eiland. VI. Bevolking. Sterkteverdeeling en godsdienst. De opgaven omtrent de sterkte der bevolking loopen, zooals te begrijpen is, nog al uit elkander en hebben daarom slechts een be trekkelijke waarde. Aangezien evenwel de nieuwste gegevens, vooral ten opzichte van de thans te besprekeD onderwerpen, moeten geacht worden, het meeste vertrouwen te verdienen, geloof ik dat de opgaven van den controleur Heyligers de waarheid het meest nabij zullen komen. Het eiland Lombok dan is, volgens dezen ambtenaar, bevolkt met 656000 menschen, van welke er 600,000 tot de oorspronke lijke bewoners van Lombok of Tanah-Sasak behooren en die derhalve Sasak's genoemd worden, 50000 tot het overheerschende ras, de Hindoe-Baliërs, moeten gerangschikt worden en 6000 uit een mengelmoes van vreemdelingen, als Boegineezen, Mandhareezen, Ma- leiërs, Arabieren en Chineezen bestaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 468