MILITAIRE ZIGZAG FANTASSIN. Zoo ooit veel op ieis is afgegeven, dan is het zeker op de hu welijken der officieren. In het buitenland, zoowel als in Nederland, is de vraag, of jeugdige echtverbintenissen wel in het belang van den dienst kunnen geacht worden, van allerlei kanten bekeken en het antwoord luidde lang niet altijd onvoorwaardelijk bevestigend. Ook in Indië is deze quaestie niet onaangeroerd gebleven, ja, sinds het begin van den Atjeh-oorlog, is zij zelfs bij verschillende gele genheden druk ter sprake gebracht, in verband met de omstandigheid dat door dien krijg van een zeer groot gedeelte van het officierskorps een langdurig verblijf te velde en dus een even lange scheiding van het gezin moest worden gevorderd. Ieder, die de ter tafel gebrachte voor- en nadeelen van de huwe lijken onzer officieren heeft hooren opsommen, weet, dat in den regel door verschillende schrijvers aan de laatste de eereplaats werd inge ruimd; gewoonlijk was de moraal,', die door hen uit de met donkere kleur geschilderde feiten werd getrokken, dat het huwelijk der offi cieren gelijk stond met of erger nog was dan de cholera voor het leger. Hoewel volstrekt geen fanatiek voorstander van den huwelijken staat, zoo geloof ik toch dat het oordeel over den echt, vooral voor ons leger, in de hoogste mate onbillijk is en dat hij, in plaats van scherpe afkeuring, ja tegengang te verdienen, daarentegen gehuldigd moet worden als de directe oorzaak van veel goeds, van veel ver blijdende in den moreelen toestand van het officierskorps. Yoor Europa is de quaestie een geheel andere; daar bestaat door allerlei omstandigheden voor een jongmensch weinig noodzaak, om Dl. 1, 1891. 30 DOOR

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 472