471
Deze afdeeling bewijst Duitsehland in dit opzicht dan ook de gewich
tigste diensten.
In de tweede worden alleen officieren aangetroffen, die de plannen der
versterkingen opnemen, zich van alle veranderingen in de bewapening
en het oorlogsmaterieel rekenschap geven, de manoeuvres bijwonen, enz.
De derde bestaat uit zg. „zendelingen," waartoe schijnbaar werk
zoekenden, menschen, die voorgeven deserteur te zijn, kooplieden en
beroepsspionnen beliooren.
Deze laatsten zijn het grootst in aantal en hebben de Oostelijke depar
tementen van Frankrijk, als het ware, overstroomd. Ze noemen zich
Elzas-Lotharingers, vestigen zich op de hun door Duitsche autoriteiten
aangewezen plaatsen, zoeken als het ware het gansche land systematisch
af, vragen allerlei inlichtingen aan de bewoners en staan met nietswaardige
Franschen in verbinding, die hun tegen betaling met alles ter wille zijn.
De uitwerking van dezen onophoudelijken bespiedingsdienst ligt
voor de hand.
De Fransche overste beweert bijv., om een voorbeeld te noemen, dat
de Duitsche Generale Staf nu reeds over de forten en versterkingen van
Frankrijk een telephoonnet heeft ontwórpen, dat dienen moet, om in geval
van oorlog de verbinding tusschen de verbondene, tegen den gemeenscha.p-
pelijken Franschen vijand ageerende Duitsche en Italiaansche legers
te verzekeren.
Promotie in Fransclie officierskorps.
Wordt er in het Duitsche leger over den langzamen gang der bevordering
geklaagd, in Frankrijk is het nog veel treuriger gesteld.
In laatstgenoemd rijk bekleedt de oudste Infanterie kapitein sinds 1875,
d. i. sinds 16 jaren, zijn tegenwoordigen rang, terwijl er 148 kapiteins
gevonden worden, die 15 jaren hoofdman zijn.
Niet lang, zucht de schrijver, zal het meer duren of 18 a 20 dienst
jaren als kapitein zullen noodig zijn om den hoofdofficiersrang te bereiken,
die onder die omstandigheden zal bezet worden door menschen, die een
gepaste ouderdomsgrens reeds lang overschreden hebben.
En onder die oudjes vindt men niet alleen officieren, die uit het leger
afkomstig zijn, maar ook een groot aantal voormalige leerlingen van de
School te St. Cyr.