496
vermoorden en bovendien zelf weer een bron worden van verzet, ja,
van doorgaan, want als het paard den neus te hoog draagt, den voor
hals welft en dus den rug onnatuurlijk sterk naar omlaag buigt, krijgt
deze bij iedere beweging een pijnlijken schok. Voorts moet een paard,
dat te hoog loopt, in twee stukken loopen; het onontbeerlijke verband
tusschen rug en achterhand wordt verbroken. Let op, welk een kleine
passen de achterbeenen maken bij zulk een te hoog gedragen neus en
verkeerden halsze kunnen niet ver genoeg ondergrijpen.
Tegen die bewering van den Heer Van de Velde is niets in te
brengen, ze is volkomen juist; maar heeft de Sandelwood daarbij
nog een zware vracht te dragen, dan wordt de quaestie nog moeie-
lijker, hetgeen ik trachten zal te verklaren.
In de handleiding tot de paardenkennis voor de cadetten der ca
valerie en artillerie zegt W. C. Schimmel het volgende over het
horizontale kruis:
Het kruisbeen loopt naar achteren eenigszins in de hoogte, zoodat de
toppen der doornvormige uitsteeksels, die van de binnen-darmbeenshoeken
af in lengte verminderen, op gelijke hoogte staan. De darmbeenderen
zijn zoo weinig schuin geplaatst ten opzichte van de wervelkolom, dat
de zitbeenknobbels nagenoeg even hoog zijn gelegen als de heupen.
Deze vorm, die door velen voor zeer fraai wordt gehouden,
heeft het nadeel, dat zij het „zich verzamelen", en dus ook het
overbrengen der kracht van de achterbeenen op den romp bemoeie-
lijkt. Het draagvermogen en in het algemeen de bruikbaarheid voor
den rijdienst is bij zulke paarden des te geringer, naarmate rug en
lendenen slechter zijn en niet zelden treft men juist bij dit kruis weinig
rug aan. Indien sommige paarden toch uitstekende diensten doen, niet
tegenstaande zij een horizontaal kruis hebben, dan is dit hieraan te
danken, dat zij behalve dit eene groote gebrek, vele voordeelen bezitten.
De Sandelwood heeft in den regel een min of meer gestrekt, recht
(geen horizontaal) kruis, dat zich nu eens mooi gewelfd en dan eens
dakvormig voordoet.
Draagt een paard een zwaren last, dan buigen rug en lenden zich
benedenwaarts en wipt het kruisbeen en dus ook de staartwortel
zich van achteren min of meer in de hoogte, en genoemd been ver
krijgt dan eene min of meer horizontale richting.
Van die bewering kan men zich slag op slag overtuigen, als men