497 zwaarbelaste pikolpaarden ziel gaan of staanhet valt dan op dat velen, in plaats van met een min of meer afhangend kruis, dat aan de Java-paarden eigen is, zich voordoen met een min of meer recht kruis, dat van het hoogste punt van de achterhand recht en zacht afhellend naar achteren afloopt. Worden die paarden echter van hun vracht ontlast, dan vertoonen zij zich in hunne ware gedaante en hun kruis doet zich voor, zooals het is. Menige Sandelwood onder een zwaren Europeaan of onder een Europeesch cavalerist doet zich voor met een min of meer horizon taal kruis en aangezien dit kruis, het moge aangeboren of wel een tijdelijk gevolg zijn van eene te zware vracht, weinig bevordelijk is voor het „verzamelen"waarbij de achterbeenen door zich dichter onder het zwaartepunt van het lichaam te plaatsen een heel groot deel van zijn gewicht op zich nemen, zoo is het ganz einfach dat de te zvvaar belaste Sandelwoods moeielijk te verzamelen zijn en, zoo zij er van door zijn, moeielijk ingehouden kunnen worden. Al weet de Heer Yan de Yelde de Sandelwoods te waardeeren, zoo is hij toch alles behalve blind voor hunne gebreken in bouw en in temperament en erkent hij, dat zij goed bereden moeten worden door ruiters, die eene rustige, zachte hand hebben, welke behoorlijk weet te geven en te nemen (al zegt hij dit laatste dan ook niet)ook geeft hij toe, dat zij bij de cavalerie een gewicht moeten dragen dat niet evenredig is aan hunne krachten. Hoe de schrijver der „Indische cavaleriepaarden'', die toegeeft dat „groote bewegelijkheid aan de ruiterij juist hare grootste waar de bijzet", vooraf kan zeggen, aangaande de Sandelwoods: „Dat het „gebrek aan snelheid deze laatsten dan ook minder geschikt maakt „voor de hun in Indië bij de cavalerie opgelegde taak, moet ernstig „betwijfeld worden", vat ik niet; want weest eens bewegelijk (vlug in de bewegingen) als men behalve door een te zwaar gewicht te moeten dragen door geringe grootte niet in staat is om snel te loopen Wel is waar zegt hij, dat men er naar streven moet, „om „bij onze huzaren in de eerste plaats slanke, weinig wegende „kleurlingen in dienst te stellen en daarna van de telkens aanko- „mende detachementen suppletietroepen de allerlichtste personen te „kiezen," maar of dat streven veel zou baten is nog zeer te betwijfelen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 512