511
Zoodoende is gevonden
Dracht 800 M.
Dracht 2000 M.
y 700 2,54 2,35 4,89.
y 197,97 7>71 15,68-
Yoor 800 M. is 50 X lang. 2,72 en voor 2000 M. 8,29.
Uit deze kleine verschillen tusschen de waarden van y en van
50 X tang. m blijkt, dat voor afstanden van 100 M. de baan nog
als recht beschouwd mag worden, want wanneer bijv. bij 2000 M.
het uiteinde van de baan met het spvingpunt vereenigd en deze
lijn doorgetrokken wordt, dan zal op 1900 M. deze lijn slechts
0,26 M. boven de werkelijke baan zijn. (2 X 7,97 15,94;
15,94 15,68 0,26.)
De grootste L. 8. van de springpunten is in de schootstafel 140 M.;
aan weerszijden van het gemiddeld springpunt dus 70 M. of 20
meer dan aangetoond is, dat als recht beschouwd mag worden maar
over die 20 M. zal de baan ook niet veel van de rechte lijn verschillen.
De gemiddelde baan kan dus in teekening gebracht worden en
om nu de uiterste banen, die een gevolg zijn van de spreiding in
v/0» hierbij te kunnen voegen, is weder met de reeds geuoemde for
mule van Mayewski het verschil in dracht voor 700 en 750 M. en
voor 1900 en 1950 M. berekend en daarvoor achtereenvolgens ge
vonden 18 en 19, 42,5 en 43,5 M.
Daar, zooals vroeger reeds vermeld is, op 800 M dit verschil
20 M. bedroeg en op 2000 M 44,5 M., zoo kunnen nu deze banen
ook in teekening gebracht worden. Zij zullen ook als rechte lijnen
beschouwd mogen worden en een kleinen hoek met de gemiddelde baan
maken, welke hoek eehter zoo klein is, dat hij bij de berekeningen
verwaarloosd mag worden.
Op afstanden van 700, 800, 1900 en 2000 M. verplaatst 4'30"
meer of minder verbeffingshoek het trefpunt achtereenvolgens in
hoogte: (x tang. 4'30") 0,92; 1,05; 2,49 en 2,62 M. Met behulp
van deze waarden kunnen nu de uiterste banen van de spreiding in
v/o en in |5 in teekening gebracht worden en door op 750 M. een
lijn te trekken, die met de gemiddelde baan een hoek maakt, gelijk
aan den dubbelen invalshoek, en met het horizontale vlak een hoek,
y 750 2>54
y 1 9 50 7>97