525
gegevens genoeg voorhanden om zich bij het overlijden van den
tegenwoordigen alleenheerscher over het Lomboksche vorstenhuis
ongerust te maken.
Bovendien beweert Van Eek, dat de Baliërs van Karang-asem (op
Lombok) nog altijd de, door hunne ouders in 1838 geleden nederlaag-
niet hebben vergeten en dat het zeer waarschijnlijk is, dat zij de eerste
de beste gelegenheid zullen aangrijpen, om zich op den vorst van
Mataram over de onderwerping van hun rijk te wreken.
Al het vorenstaande samenvattende, geloof ik, dat nu een talrijke
Mahomedaansche bevolking door slechts een gering aantal Baliërs
wordt overheerscht en onder die Baliërs zelve alles behalve overeen
stemming bestaat, het Lomboksche rijk niet op zeer vaste grondslagen
berust en bij een ernstige gebeurtenis wel eens in elkander zou
kunnen storten.
VIII. Krijgswezen.
Evenals bij eiken Inlandschen, nog weinig bekenden staat valt het
ook hier moeielijk, om bij de bespreking van het krijgswezen waar
heid en verdichting van elkaar te onderscheiden en de weermiddelen
van het land niet te hoog, doch vooral niet te laag aau te slaan.
In de eerste plaats wensch ik de aandacht te vestigen op de
troepen, die de vorst van Lombok bij een eventueelen aanval op zijn
rijk op de been zou kunnen brengen.
Zollinger zegt, dat ieder inwoner van Lombok, die den manne-
lijken leeftijd bereikt heeft, in geval van een vijandelijken inval de
wapenen moet dragen. De bevolking van dat eiland bedroeg, toen
deze reiziger dat beschreef, 400000 zielen, zoodat zijne berekening,
als zoude in dien tijd over 70 a 80000 weerbare mannen kunnen
beschikt worden, vrijwel overeenkomt met andere door mij gevonden op
gaven, dat op een steeds aangroeiende bevolking van 600000
zielen, 100000 dienstplichtigen komen.
Freijss zegt, dat de weerbare bevolking van Lombok 200000 man
bedraagt, t. w. 30000 Baliërs, 20000 Boegineezen en 150000 Sasak's.
De opgave van deze strijdmacht schijnt mij evenwel zeer overdreven,
daar in 1860 het aantal bewoners van dit eiland veel minder dan