531
schrijvers, zooals Wallace ea Van Eek, aanleiding gegeven, om te ver
onderstellen, dat deze eilanden tot een verschillend gebied behooren.
Wallace rangschikt Bali tot het Indisch, Lombok tot het Australisch
gebied, een verdeeling die Van Eek behoudt.
Deze zaak verder ter zijde latende, kan worden vermeld, dat rijst
het voornaamste product van het eiland Lombok is. Deze rijst is van
uitmuntende hoedanigheid en kan langen tijd bewaard worden. Zollin
ger vermeldt, dat de oude gewoonteom dit voedingsmiddel in de
magazijnen tot zes jaren lang op te leggen, de bevolking bij gele
genheid van de uitbarsting van de Tambora op Soembawa van 5 17
April 1815 van een wissen hongerdood heeft gered.
Dat dit gebruik nog bestaat, vermeen ik ten stelligste te moeten
betwijfelen.
Heyligers schat de totale productie per jaar op 1,800,000 pikols,
een cijfer, dat ook in het koloniaal verslag van 1885 genoemd wordt-
De invoer bedroeg, volgens dienzelfden ambtenaar, in 1883 360000
pikols, zoodat voor de consumptie der bevolking 1,440,000 pikols zou
zijn overgebleven.
Rekent men op 650000 mensehen, dan komt men per man en
per jaar op ruim 2]/B pikol of 140 KG. of per dag en per persoon op
0.38 KG. een hoeveelheid, die, zelfs als men rekent op vele kinderen
onder de bevolking, niet groot kan genoemd worden.
Ik moet dus aannemen, dat de productie grooter of de uitvoer ge
ringer is, doch hoe of dit ook zij, het komt mij voor, dat in verband
met vorenstaande getallen en met het oog op het steeds toenemend
handelsverkeer, met de gewoonte, om rijst gedurende lange jaren
in de magazijnen te bewaren, zal gebroken zijn.
Dit neemt evenwel niet weg, dat een zelfs aanzienlijke troepenmacht
bij vermeestering van Ampeuan, de hoofduitvoerplaats van Lombok,
voor hare behoefte een meer dan voldoende hoeveelheid rijst zal vinden.
Volgens Van Eek kwamen in 1855 dagelijks gemiddeld 200 draagpaar-
den met rijst aan, een getal, dat sedert zeker niet verminderd zal zijn.
Ten einde de velden voor uitputting te bewaren, is het verboden
rijst als tweede gewas te planten, doch worden als zoodanig geteeld
djagoeng, këdëlei, katjang hidjaw, katjang tanah, boonen, ketëla,
sëmangka en katimoen.