548
neemt, naarmate de spreker zich langer onder de keerkringea bevindt
voorts met in het Maleisch bijna niet uit te spreken aan het Fransch
ontleende commando's en technische benamingen, alsmede eenige zee
termen gedurende de reis van Janmaat overgenomen.
t Spreekt van zelf, dat dit taaltje, door een Duitscher of Fransch-
man gesproken, weer geheel andere eigenschappen bezit. Vooral de
laatste weet er iets zoetvloeiends aan te geven, zoodat het bijna niet
mogelijk is in het „pigi pèr sétan" van den soldadoe Didong (dis done,
de Kazerne-Maleische benaming van den afstammeling der oude Gral-
liërs) een verwensching te herkennen.
In hoeverre die taal een Oostersch karakter heeft, kan blijken uit
de omstandigheid, dat zij niet alleen de omgangstaal is tusschen In
landers en Europeanen, maar ook tusschen Duitschers en Hollanders
ter eenre en Franscheu ter andere zijdewant, zooals bekend, leeren
de laatsten onze taal zeer moeielijk, terwijl dat Maleisch hen bijzon
der schijnt aan te trekken.
Alles te zamen genomen, is dus Kazerue-Maleisch geen soort
van Maleisch, maar een poespas van geradbraakte Nederlandsche,
Duitsche, Fransche en Maleische woorden met Nederlandschen zin
bouw, voor zoover hier althans van „bouw" sprake kan zijn.
Vraagt men nu, wie zich van die taal bedienen, dan moet het
antwoord hierop luiden: de fuseliers van Europeeschen en Inland-
schen landaard onderling, met uitzondering van de in Indië geboren
en opgevoede Europeanenhet Eur. kader, dat nog betrekkelijk kort
in Indië is tegenover de Inlanders; en de officieren, die of pas kor
ten tijd hier zijn ol langen tijd bij Europeesche compagnieën zijn
ingedeeld geweest.
Wij meenen echter niet te ver te gaan, wanneer wij beweren, dat
geen Eur. onderofficier of korporaal in staat is behoorlijk theorie
te houden met Javaansche soldaten, wanneer hem slechts het Kazerne-
Maleisch ten dienste staat; terwijl de officier die, bij een onderzpek, waar
het er op aankomt de schuld of de onschuld van een zijner ondergeschik
ten te bewijzen, niets dan Kazerne-Maleisch spreekt, niet berekend is
voor zijn taak; wanneer hem bovendien het recht toekomt om straffen
op te leggen, zal hij zich dikwijls schuldig maken aan schreeuwende
oniechtvaardigheden, niettegenstaande hij geheel ter goeder trouw han-