562 „De aanneming als lid wordt den verzoeker, eveneens per brief, mede gedeeld. „De namen der leden worden in een daartoe door het bestuur aan te „leggen register opgeteekend. „De leden kunnen aan het bestuur, voor zoover zij niet meer in Indië „verblijven, door tusschenkomst van den correspondent in Nederland, op- geven, aan wien of aan wie zij na hun overlijden de uitkeering wen- „schen gedaan te hebben. „Wensoht een lid in zijne eenmaal gedane opgave verandering te „brengen, dan geeft hij ook daarvan schriftelijk kennis aan het bestuur. „Die opgaven geschieden bij brief, terwijl het bestuur van die opgaven „aanteekening houdt in het register, dat de namen der leden behelst. „Bewijzen van lidmaatschap worden niet meer afgegeven. „De, op vroeger afgegeven gezegelde bewijzen van lidmaatschap, gestelde „aanwijzing van den persoon of de personen, aan wie de uitkeering moet „plaats hebben, is niet meer geldig". Artikel 21. „De uitkeering geschiedt aan den persoon of aan de personen, die, op „de wijze als in artikel 12 is voorgeschreven, door het lid zijn opgegeven „en door het bestuur in het daarbedoeld register zijn vermeld. „Heeft de in de le alinea bedoelde in artikel 12 voorgeschreven op- „gave niet plaats gevonden, zoo geschiedt de uitkeering aan de weduwe „of, bij ontstentenis van deze, aan de erfgenamen." Het in de algemeene vergadering van 29 April 1890 door den Hoer Dormaar gedane voorstel, om, wanneer er weer een ingrijpende maatregel werd noodig geacht, zulks tijdig ook aan de leden buiten Batavia en Meester Cornelis bekend te maken, is het bestuur voornemens op do algemeene vergadering in April 1891 te*r sprake te brengen. Verder bleek het aan het bestuur wenschelijk de redactie van artikel 16 zoodanig te wijzigen, dat geen twijfel kon bestaan omtrent de con tributie, die betaald moet worden door officieren, die met hoogeren rang gepensionneerd worden, dan waarover zij pensioen genieten. Daarom besloot hot bestuur in de eerstvolgende algemeene vergadering voor te stellen eene slotalinea aan artikel 16 toe voegen, luidende: „Grepensionneerde officieren betalen echter nooit hoogere contributie „dan over den rang, waarvan zij het pensioen genieten". Eindelijk achtte het bestuur het wenschelijk artikel 8, punt e, in over eenstemming te brengen met den inhoud van artikel 20, zooals dat laat-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 579