566 Ondertusschen blijkt; hieruit, dat er in art. 3 van het Reglement op den Inw. dienst een onvolledigheid bestaat, die misschien bij eenig na denken wel aan te vullen is. Exercitie-patronenrichtbokken en kader bij de Depotbataljons. Een recruut behoeft, om afgeëxerceerd te worden, nimmer salvovuur met scherpe patronen te hebben afgegeven. Toch moet hij het kennen. Zou het daarom niet rationeel zijn, den man een aantal exercitie-patronen te verstrekken? Men nadert daardoor meer de werkelijkheid en zou er een beter oordeel over kunnen vellen, in hoeverre de man voldoende ge oefend is om het voorgeschreven aantal van zes salvo's in de minuut te kunnen afgeven. Rekent men, dat het mogelijk is, dat 2 klassen a 30 man tegelijk afexerceeren per compagnie, dan zou aan elke compagnie van elk depotbataljon 60x5 patronen =z 300 patronen (exercitie-) moe ten verstrekt worden. Dikwijls gebeurt het bij eene compagnie van een depotbataljon, dat 6 a 8 klassen recruten tegelijk in de voorbereidende richtoefeningen moeten geoefend worden. Bij elke compagnie bevindt zich slechts één richtbokNu kan men wel voor en na de rust van de morgenexercitie en voor en na de rust van de namiddagexercitie en gedurende de theorie eene klasse voorbereidende richtoefeningen laten houden, doch dan blijven nog steeds 1 a 3 klassen over, die gedurende geruimen tijd verstoken blijven van dit onderricht. Bovendien wordt het toezicht zeer bemoeilijkt, indien niet zooveel mogelijk alle klassen overeenkomstige oefeningen houden. Een getal van 6 richtbokken per compagnie van een depot bataljon is dan ook niet alleen geen iveeldemaar eene noodzakelijkheid*. Op den 28™ April 1891 bevonden zich bij eene compagnie van een depotbataljon 280 recruten. Yan-deze waren er 30 in het hospitaal, zoodat 250 man aan de oefening deelnamen; voor de exercitie Waren beschikbaar 3 Eur. sergeanten, 3 Eur. korpls., 5 Inl. sergeanten, 5 Inl.korpls. Dertig man vorm den eene klasse, die uit de 4e Afd. R. S. exerceerde. Hierbij waren ingedeeld een instructeur en twee guides; voor de oefening van 220 recruten bleven dus over 13 sergeanten en korporaals, dus ge middeld 1 man kader op 17 recruten. Toch was de toestand op dien dag erg gunstig! Men vergete ook niet dat de klassen, uit achterlijken bestaande, kleiner moeten zijn, en dat men daarvoor bij voorkeur ervaren instructeurs kiest.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 583