57 van den toestand en de doelmatigheid van stallen, loodsen en berg plaatsen. Over de geoefendheid en practische bruikbaarheid vormt de in specteur zich een oordeel bij de oefeningen en manoeuvres, welke inge volge zijne bevelen in vereeniging met andere wapens worden gehouden. Bij de inspectie over de ziekeninrichtingen art. 8 overtuigt hij zich in hoofdzaak van de zorgvuldige verpleging der lijders, van den toestand en doelmatigheid der lokalen en van de geschiktheid en plichtsbetrachting van het personeel, voor zoover een en ander be oordeeld kan worden zonder in technische bijzonderheden te treden. Een juist en afdoend oordeel over die officieren kunnen zij dan ook niet uitspreken en dat dit door het Legerbestuur erkend wordt, blijkt uit 26, waar wij lezen „Bij het invullen van de conduitelijsten van zelfstandige officieren van speciale wapens en diensten door de afdee- lings- of gewestelijk militaire commandanten, kunnen deze zich ont heven achten hun beoordeeling te stellen nopens zoodanige onderwerpen, de wetenschappelijke kennis, eigen aan eenig wapen of dienstvak, de tech nische bedrevenheid in de uitoefening' van den dienst daaraan verbon den betreffende, waaromtrent die autoriteiten zich uit den aard der zaak minder geroepen achten hun gevoelen uit te brengen, te wetende kolommen 6, 7, 10 en 11. De opengelaten kolommen worden dan door den algemeenen wapen- of dienstchef ingevuld, die enz. enz." En die kolommen 6, 7, 10 en 11 zijn zeker niet de meest onbe langrijke, vooral niet kolom 11. Bovendien kan zich het geval voordoen dat de afdeelings- of gew. mil. commandant over den ijver voor den dienst en de wijze van dienen van een der gewestelijke dienstchefs zeer tevreden ishij vult dus kolom 8 dienovereenkomstig in. Den algemeenen wapen- of dienstchef is intusschen uit de door dien ge westelijken dienstchef ingediende stukken gebleken, dat deze zijne verplichtingen verre van bevredigend vervult en is dus over diens ijver voor den dienst en diens wijze van dienen zeer ontevreden, zoo zelfs dat hij er over denkt dien officier voor pensioen in aanmerking te brengenen daar nu de algemeene wapen- of dienstchef de persoon is, die den betrokken officier het best kan beoordeelen en met de stukken in de hand diens ongeschiktheid kan bewijzen, zoo zal het Legerbestuur wel met dien chef moeten medegaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 68