66
komt het by de vorming van de toekomstige aanvoerders voorna
melijk op aan.
„Oorlogvoeren is een quaestie van karakter", zegt Fantassin in zijne
Militaire Zigzag in N°. 5 van den vorigen jaargang van dit tijdschrift.
„Den bevelvoerder in het algemeen" zoo lezen we daar „en hoe hooger
hij staat ook in zooveel hoogere mate, mogen daarom twee kenmerkende
eigenschappen niet ontbreken: verstand (intellect) en karakter.
„Verstand; want zonder verstand, zonder intellect, zonder doorzicht
ontwerpt men niets, geeft men zich zonder verdediging over.
„Karakter; want zonder vasten wil is de richtige uitvoering van ont
worpen plannen niet verzekerd. Doch het is tevens eene waarheid, dat
in deze materie de betrekkelijke hoedanigheden de overhand moeten heb
ben op de volstrekte en dat het karakter het verstand beheerschen moet.
„Wanneer het karakter het verstand beheerscht en dit laatste een ze
keren omvang heeft, gaat men met zekerheid op het aangegeven doel af
en de kans bestaat om het ook te bereiken.
„Wanneer daarentegen het verstand het karakter domineert, verandert
men onophoudelijk van inzicht, van plan en van richting, omdat een
scherpzinnige geest elk oogenblik de vraagstukken uit een ander oogpunt
beschouwt en, tenzij een vaste wil paal en perk stelt aan die wisselin
gen, blijft men dobberen tusschen die verschillende inzichten, komt men
tot geen besluit, geraakt men al verder en verder van het doel verwij
derd, om ten slotte het juiste spoor geheel bijster te worden.
„Die noodzakelijkheid van een het verstand beheerschend karakter wordt
voorzeker wel het meest gevoeld door hem, wiens taak het meebrengt
te bevelen. Dan toch doet zich herhaaldelijk de drang tot beslissen voor
en dit nu vreest hij het meest, die niet voldoende karakter bezit. Een
noodlottige neiging brengt hem er toe om het nemen van een spoedver-
eischend besluit uit te stellen tot het eindelijk te laat is en de ramp
spoedigste gevolgen na zich sleept.
„De nooddwang tot beslissen is daarom het moeilijkste, het meest be
zwarende gedeelte der bevelvoering, omdat daarmede de verantwoordelijk
heid met haren geheelen nasleep in hare volle zwaarte zich doet gevoelen.
„Zijn het derhalve zeer hooge eischen, die aan den gezagvoerende zijn
gesteld, het verschijnsel dat eene verzameling van individuen, verre van
vrienden en magen, verre van hun have en goed en veelal ook met terzijde
stelling van persoonlijke belangen, op een enkel bevel van een dier ge-
zagvoerenden zich gewillig en goedsmoeds stort in de grootste gevaren,