71 Kolom 11 42). Van al de kolommen der conduitebeoordeeling heelt voorzeker deze, waarin het eindoordeel, het oordeel over de geschiktheid en verdienste voor bevorderiug moet worden uitgespro ken, de grootste wijziging ondergaan. In de vorige conduitelijst moesten verdienste en geschiktheid elk afzonderlijk worden beoordeeld, zoodat de eeue kolom met: „Ja", de andere met: „Neen" kon ingevuld zijn. Thans heeft de beoordeelaar alleen te beantwoorden de vraag: „Voldoet hij (beoordeelde) aan allo vereischten voor den hoogeren rang?", terwijl die vraag hier met een pertinent „Ja" of „Neen" moet worden beantwoord, tenzij de betrokken persoon nog niet in de gelegenheid is geweest om af doende blijken te geven van zijne geschiktheid voor den hoogeren rang, in welk geval kolom 11 met „Nog niet" kan worden ingevuld. Van een „voorwaardelijke" invulling mag geen sprake zijn. Men zal toegeven dat dit eene verbetering is, daar het den Chef thans moeielijker is gemaakt, om zich aan het uitspreken van een pertinent oordeel, hetzij in gunstigen of ongunstigen zin, te onttrekken. Wel is waar verlangde ook. 54 der A. O. 1877 N°. 58, dat alle autoriteiten de beoordeeling nopens de verdienste tot bevorde ring en de geschiktheid voor hoogere betrekkingen bepaald en stellig uitten, zonder daarbij twijfelachtige of ontwijkende uitdrukkingen te bezigen of voorwaarden te stellen, waarvan de vervulling bij liet Departement van Oorlog niet kon ivorden nagegaan. Maar hetzij dat de door ons gecursiveerde woorden in den voor- gaanden volzin daartoe aanleiding hebben gegeven, dan wel, dat het een langzamerhand ingeslopen en door het D. v. O. toegelaten mis bruik was geworden, in de conduitelijsten vond men dikwijls, zelfs bij kapiteins, op het punt staande van bevordering te kunnen maken, aangeteekend dat het „Ja" in kolom 18 moest beschouwd worden als te zijn „voorwaardelijk", omdat beoordeelaar zich van dit of dat nog niet ten volle had kunnen overtuigen. Het gevolg van die voorwaardelijke invullingen was dat personen, die reeds lang hun pensioen verdiend hadden, voor de toekomst weinig of niets beloofden, van wie in den regel evenmin kon getuigd dat op hun behoud in het leger moest worden prijs gesteld, soms slechts even geschikt waren voor de door hen bekleede betrekking, bleven

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 82