80 roemrijke einde van den Spaanschen Successie-oorlog de Republiek al lager en lager daalde van het hooge standpunt, door haar weleer ingenomen, hoe door de zucht naar woelde en gewin de volksgeest meer en meer verbasterde, dan is het thans ook hier de plaats om er op te wijzen, hoe de beide opvolgers van den stadhouder Willem III, door 's volks zedelijk onvermogen niet bij machte om de geheel gebroken veerkracht der natie te herstellen, onmachtig evenzoo om in den allengs zich uitbreidenden strijd der partijen tot een bevredigend vergelijk te komen, hoe die opvolgers den allengs met rassche schreden naderenden val van het gemeenebest ook niet vermochten te verhoeden, en den laatste hunner eindelijk noopte den vaderlandschen bodem te verlaten en in den vreemde het tijdstip af te wachten dat men tot in keer zou zijn gekomen. En tot verontschuldiging van het volk, dat, blind voor de lessen uit zijn eigen geschiedenis, aldus handelde, zij erkenddie tijd is gekomen. Door schade en schande heeft het moeten ontwaren dat men de leering uit het verledene niet ongestraft op zijde kan zetten; door schade en schande moest het opnieuw tot de erken ning komen, hoe het der natie ten goede kwam, waar zij één was met den vorst. Blindheid voor de groote verdiensten van het Oranje-stamhuis leidde tot de Stadhouderlooze regeering van 16501672; miskenning van de dure verplichtingen aan dat huis verschuldigd, voerde tot het herstellen van dien regeeringsvorm na den dood van Willem III en toch, als van oudsher kwam het telkens weder bovenals het gevaar op 't hoogst gestegen was, zocht men zijn toevlucht bij Oranje en wachtte men van hem de redding uit den nood. Waren het de ernstige gebeurtenissen van 1672, die de verheffing van den Prins tot Stadhouder ten gevolge hadden, toen tijdens den Oostenrijkschen Successie-oorlog, waarin ook wij gemengd waren, Lodewijk XY na de Zuidelijke Nederlanden en Staats-Vlaanderen veroverd te heb ben het land al dieper en dieper binnendrong, gaven eindelijk Holland, Zeeland, Utrecht en Overijssel aan Willem III in Mei 1747 een opvolger in den persoon van Willem Karei Hendrik Friso, zoon Van den voren genoemden, in 1711, overleden Joan Willem Friso en reeds als stadhouder benoemd in de vier overige gewesten. Zes maanden later ging men hierin zelfs nog verder door het stadhouder schap erfelijk te verklaren in de mannelijke en vrouwelijke linie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 91