89 men tracht hun geestvermogens te ontwikkelen, maar wijdt geen aandacht aan de noodzakelijkheid om een militair hart bij hen aan te kweeken en zeer zeker heeft men hun niet geleerd, om hunne minderen lief te hebben, niet bekend gemaakt mee de wijze waarop men hun toegenegenheid kan winnen. En wat te zeggen van het nog steeds voorheerschende wanbegrip, dat de meest gedistingeerde officieren op de bureaux en in allerlei speciale betrekkingen te huis behooreo, terwijl de dienst in den troep eigenlijk gezegd beschouwd wordt als een corvee, waardoor men moet heenbijten en zich in elk geval zoo spoedig mogelijk moet heen slaan om tot een voordeeliger, gemakkelijker en aangenamer positie te geraken? Zou dit ongelukkige Vooroordeel niet medewerken om aan velen deii troependienst als een pis-aller te doen beschouwen en hen niet ongeschikt en ongenegen maken, om veel notitie van hunne min deren te nemen Rekent men ten slotte, dat vele officieren bovendien de in 't Engelsche leger bestaande ongelukkige gewoonte hebben overgenomen om zich tegenover hunne ondergeschikten met een soort van onbe wogen laatdunkendheid, met een ijskoude onverschilligheid te omhul len, waarlijk dan zal het geen nader betoog behoeven, dat het Pransche officierskorps hoe gedistingeerd, werkzaam en vol plichtsbesef het ook moge wezen, toch niet dien invloed op de ziel van het leger heeft, als !d de tegenwoordige omstandigheden, nu socialisme het hoofd opsteekt en als een dreigend spook de maatschappelijke orde bedreigt, wel gewenscht zou mogen heeten. Hoe nu in dezen minder bevredigenden toestand verandering te brengen Het antwoord op deze vraag ligt voor de hand. Elk lager of hooger bevelhebber stelt er de hoogste eer in om de aan zij 11 com mando toevertrouwde afdeeling vaardig te doen manoeuvreeren, de goederen, uitrusting en kazerneering in behoorlijke orde te hebben en zoodoende une bonne marque op de inspectienota te krijgen. Wat de bekendheid van de officieren met hunne minderen aangaat, och, die beteekent niet heel veelzjj bepaalt zich tot de kennis van de namen (en die kennis is nog lang niet altijd volledig); men weet zoo'n

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 100