124
Moest deze vraag toestemmend beaotwoord worden, dan zou dus
in verband met de hierboven vermelde economische bezwaren, tegen
de verstrekking van vleesch zonder been bestaande, het ration verhoogd
dienen te worden. Isdatnoodig? Om deze vraag afdoende te beant
woorden, zouden wij hier moeten laten volgen uitgebreide berekeningen
om na te gaan, of in de toegestane voedingsmiddelen de voor
een goede voeding noodige voedingsstoffen in voldoende hoeveel
heid en in een rationeele verhouding voorkomen. Wij zouden
daarvoor dienen te weten, of, wat bijv. het militair tarief N°. 15
aangaat, het de bedoeling is dat het gouvernement de geheele
voeding in natura verstrekt, dan wel slechts de hoofdvoedings
middelen, of bij de samenstelling van het tarief er op gerekend is,
dat de soldaat uit zijn soldij een deel zijner voeding betaalt en zoo
ja welk deel.
Wij zullen ons dan ook aan een dergelijke becijfering niet wagen.
Niettemin gelooven wij te mogen beweren dat het ration niet te klein is.
Bepalen wij ons tot het ration voor de Europeesche militairen in
het garnizoen.
Volgens het tarief N°. 15 komt per dag en per man aan 0.25 KG.,
dat is dus per week 1.75 KG. Volgens de schaftorde in de Alg.
Order 1890 N°. 87 wordt zesmaal in de week soep met rijst en
sambal en vleesch verstrekt en wel eenmaal met 300 gram en de
overige dagen met 290 gram versch vleesch.
Per jaar wordt dus 312 maal soep gegeten, en daarbij genuttigd
52 maal 300 gram rundvleesch en 260 maal 290 gram.
Hoe is 't nu ten deze bij het Nederlandsche leger gesteld
blaan wij daartoe een blik op de door den kapitein-intendant
Winckel van het Ned. leger geleverde „berekening van de voedings
waarde der rations van den Nederlandschen soldaat in tijd van vrede"i
te vinden o. a. in het verslag der op 27 October 1887 door de Ver-
eeniging ter beoefening van de krijgswetenschap te 's Gravenhage
gehouden bijeenkomst. In die bijeenkomst hield Dr. A. H. Pareau
zijn bekende voordracht: hoe is men gekomen aan de normaalcijfers
voor de voeding van den soldaat