128
Thans rest ons nog ter beantwoording de derde vraag: „Is het
„noodig, dat in de leveringsvoorwaarden worde aangegeven het
„percentage aan beenderen dat mag worden toegelaten?
Ja, zegt de schrijver der „opmerkingen" en vindt het zelfs onbe
grijpelijk, dat een dergelijke bepaling niet reeds lang in onze leve
ringsvoorwaarden voorkomt. Evenals in Nederlandbehoorde men
in Indië ook daaromtrent bepaalde voorschriften te hebben. Ons
komt dit echter geen deugdelijk motief voor. Wij willen daarvoor
de zaak van naderbij beschouwen.
Welke bepalingen bestaan ten deze in Nederland? Aan welke
eischen moet daar het vleesch voldoen, en waarom heeft men daar
een bepaling omtrent de maximum hoeveelheid toe te laten been
deren. Dat te weten, mag toch minstens geëischt worden, als men
het recommandeert ter navolging in Indië.
Welnu, raadplegen wij de „V oorschriften betreffende de voeding der
Nederlandsclie militairen in tijd van vredefen vergelijken wij de
daarin voorkomende voorwaarden omtrent het rundvleesch met de
Indische.
Het rundvleesch moet in Nederland zijn: goed, versch, gezond en
met vet doorwassen, van rijpe ossen of koeien, niet ouder dan 8 jaren,
wegende aan den balk de ossen niet minder dan 250, de koeien
niet minder dan 225 kilogram, welke op de ribben en bij het staart
stuk, of de zoogenaamde aanzetplaats van den staart, een matige
vetlaag bezitten en waarvan de nieren met hard vet omgeven zijn.
Door het gewicht aan den balk wordt verstaan het gewicht van
het geslachte dier, nadat dit volkomen uitgebloed en afgekoeld en
derhalve minstens 4 uren te voren geslacht is, zonder huid, kop,
nek, hals, halsvleesch, uierboorden, hart, lever, longen en andere
ingewanden, doch met de pooten, afgesneden boven de knie of het
spronggewicht en met de nieren in het niervet. Al het overige vet
wordt niet medegewogen.
De Indische voorwaarden bedingen: „dat het rundvleesch moet
„zijn, behalve goed en geschikt voor het beoogde doel, van gezonde,
„volwassen doch niet te oude beesten; voorts met vet doorwassen,
„waaronder moet worden verstaan, dat het celweefsel tusschen de
„spieren eenig vet bevat, op de ribben en aan het staartstuk een