153
te voldoen. Dit kruit doet zich bij de beschouwing voor als vier
kante platte naalden. De vaste overblijfselen na de verbranding zijn
zeer gering, en kunnen met een vochtigen lap gemakkelijk verwijderd
worden. Het verbrandt in de open lucht langzaam.
Te Thoune zijn proeven genomen om te onderzoeken of dit kruit
tot stof overging door de schokken, waaraan het blootgesteld is bij
langdurig vervoer, als in een veldtocht bv. Men is tot de con
clusie gekomen, dat het onder deze omstandigheden al zijne balistische
eigenschappen behoudt.
De patroon, lang 78.5 mM, weegt omstreeks 26 gram. De lading,
groot 1.9 gram rookeloos buskruit, vult de huls niet geheel en geeft
aan het 14 gram zware projectiel eene aanvankelijke snelheid van
600 M. V„5 is 570 a 580 M. De aanvankelijke snelheid van het
projectiel bij het Yetterligeweer bedroeg 435 M.
De uiterste dracht van het geweer is 3 K. M. Het vizier is van af
300 M. verdeeld. De maximum gasdruk bedraagt 2200 atmosferen.
Verder is in Zwitserland nog iu gebruik de rookelooze buskruitsoort
P. C. 89 dienende tot gebruik bij de Vetterligeweren, thans beschikbaar
voor de schutterij. Dit kruit heeft fijnere korrels dan het P. C. 88.
De terugstoot is bij het nieuwe Zwitsersche geweer minder dan
die bij het Vetterligeweer. De verhouding is 100: 109.
Overzicht van de kracht der ontploffing der verschillende springstof
fen. (Proevenvan den luitenant W. Walke, directeur van het labora
torium voor artilleristische doeleinden).
De kracht van nitroglycerine 100 stellende, verkreeg hij voor:
Gelatine en Helhoffit 106 2; Schietkatoen en Dynamiet ruim 80
Emmessiet bijna 78; Belliet 65.7 en Meliniet slechts 50.8.
Luitenant Walke maakte bij deze proeven gebruik van den Qui-
nanschen drukmeter.
Frankrijk. Bij het Lebelgeweer is eveneens eene rookelooze bus
kruitsoort in gebruik. De patroon heeft eene lading van 2.8 gram,
waardoor de huls niet geheel gevuld is; men mag dit ondoelmatig
noemen. V25 is 610 M., gasdruk 2600 atmosferen. Professor Hebler
noemt dit veel te hoog in verband met de grootste middellijn van
den kogel; hij zou niet meer dan 1800 atmosferen mogen bedragen,
anders ontstaan kamerverwijdiDg en opstuiking der steunvlakken,