V 162 „Zoude het personeel niet kunnen worden verminderd en met een kleiner „hospitaal kunnen worden volstaan, indien de aangeworven manschappen „spoediger naar Indië werden gezonden?" Dien weg wilde de minister echter niet op, zooals uit het volgende uitvoerige antwoord blijkt: „De vraag of het personeel bij het koloniaal werfdepot te Harderwijk „niet bijzonder talrijk is, kan niet anders dan ontkennend beantwoord „worden. Of, en zoo ja in hoeverre, in dit opzicht bezuiniging mogelijk zou „zijn, werd reeds in 1873 nauwgezet onderzocht, en toenmaals is overtuigend „gebleken, dat de in 1870 tot stand gekomen inkrimping der formatie „van 4 tot 3 compagnieën, een uiterste grens van bezuiniging aangaf, die „niet dan ten nadeele van den goeden gang van zaken kon worden over schreden. „De ondervinding, sedert opgedaan, heeft die overtuiging krachtig be vestigd; zoodra de werving een eenigszins meer dan gewonen omvang „heeft, zooals onder anderen in 1875 het geval was, moeten buitengewone „maatregelen genomen worden om het werfdepot in staat te stellen aan zijn „doel te beantwoorden." „Niet gaarne zou de ondergeteekende er toe medewerken om de aan geworven manschappen spoediger te doen vertrekken dan thans het „geval is, nu zij in den regel niet langer dan 2 a 3 maanden bij het „depot blijven ingedeeld. Onder den drang der omstandigheden heeft „men in de jongst verloopen jaren, bij den herhaalden aandrang der In dische Regeering tot spoedige uitzending van suppletie, wel eens man schappen moeten uitzenden, die niet zóó lang bij het depot waren inge lijfd geweest, en het gevolg daarvan was, dat zeer geklaagd werd over „gebrek aan oefening en orde bij de detachementen suppletietroepen. „Men zond geen soldaten uit, maar slechts personen, wier militaire eigen- „schappen zich soms bepaalden tot de hun in Harderwijk verstrekte „kleeding. „Thans worden de manschappen te Harderwijk voorloopig afgeëxerceerd, „en hoewel geregeld twee a driemaal 's maands een detachement suppletie- groepen vertrekt, bedraagt de sterkte van het depot toch in den regel, „met inbegrip van de uit Indië teruggekeerde militairen, omstreeks 400 „a 500 man. „Neemt men nu in aanmerking, dat jaarlijks 1500 a 2000 man naar „Oost- en West-Indië worden uitgezonden, dat bovendien bv. in 1881 „niet minder dan 1165 man uit de Koloniën te Harderwijk aankwamen om „van daar, nadat met hen was afgerekend, naar hunne haardsteden terug

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 173