166 „gehouden eri dan klaagt men nog, dat zij niet genoeg geoefend zijn!" „Wanneer men nu, zooals vroeger, detachementen van 150, 200, soms „zelfs 300 man naar Indië zoud, aan boord van zeilschepen om de Kaap „de Goede Hoop, met eene reis van 4 maanden lang, dan was er veel voor „te zeggen, dat men zorgde, dat zij goed gedisciplineerd waren. Maar nu „er zesmaal in de maand gelegenheid is, kan men detachementen van „30 a 40 man naar Indië zenden en komen de aangeworven manschappen „meer in de categorie van gewone passagiers." „Doch aangenomen dat werkelijk het verblijf in Harderwijk eenigen „goeden invloed op de discipline heeft, dan staat daartegenover het onver- „mijdelijk demoraliseerend karakter van het langdurig verblijf in Harderwijk. „Op eene kleine plaats, waar dagelijks honderde guldens aan handgeld „worden uitbetaald aan personen, van welke een deel niet tot de fine fleur „der maatschappij kan gerekend worden, spreekt het van zelf, dat de „gelegenheid om geld te verteren in ruime mate aanwezig is." „Ik verwacht derhalve geen tegenspraak, wanneer ik beweer, dat door „een langdurig verblijf in Harderwijk slechts ontucht en dronkenschap worden aangekweekt. Het is dus zoowel in het physiek als in het moreel „belang van het individu, het verblijf te Harderwijk zoo kort mogelijk te „doen zijn. Evenzeer is dit in het belang van het Indische leger." „In aansluiting met hetgeen in het voorloopig verslag is gezegd, moet „ik er dus ernstig op aandringen, dat de organisatie van het werfdepot „gewijzigd worde." „In genoemd verslag wordt verder nog de vraag ter sprake gebracht, „of gepensionneerden, officieren en minderen bij het werfdepot zouden „kunnen worden geëmploijeerd." „De minister heeft bedenkingen daartegen en meent dat de dienst te „afmattend is voor gepensionneerden. Ik doe daartegen opmerken, dat de „minister gepensionneerd Indisch ambtenaar, de spreker van dit oogenblik „gepensionneerd Indisch officier is wie zal nu beweren, dat wij onbekwaam „zouden zijn voor eenige inspannende bezigheid? Er zijn, naar mijne „meening, tal van gepensionneerde officieren en minderen, nog in de kracht „van hun leven, in Nederland aanwezig, die in alle opzichten geschikt en „ook genegen zouden zijn, voor den arbeid bij het werfdepot. Yelen „hunner, een werkzaam leven gewoon, haken, na terugkeer in het vaderland, „naar een nuttigen werkkring." „Daartegenover staat, dat het voor het Nederlandsche leger van veel „belang is, wanneer het niet meer zijne officieren en zijn kader voor het „werfdepot heeft af te staan, terwijl men hier zoo aan officieren als aan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 177