168 „willen verbergen onder de vanen van het Indische leger, anderen die „zich op die wijze aan den arm der gerechtigheid trachten te onttrekken, „geholpen met valsche papieren door sluwe bedriegers, die hopen zich „daardoor meester te maken van een deel van het handgeld." „Bij het werfdepot heeft men een zeer ervaren en beproefd personeel „noodig, dat de geschiktheid bezit om de pogingen van zulke bedriegers „te schande te maken. Dat personeel moet bovendien bekend zijn met de „wetten op den militairen krijgsdienst in bijna alle landen ter wereld, want „het gaat niet aan als militairen aan te nemen personen, die in hun eigen „land nog plichten van krijgsdienst hebben te vervuilen „Het spreekt van zelf, dat zulk personeel ook door en door bekend moet „zijn met de wet op de nationale militie, die met de werving in het nauwste „verband staat." „Nu zal men misschien denken, dat zulke kunde gemakkelijk is te ver- „krjjgen. Doch daarin zou men zich vergissen." „Dikwijls is er bovendien haast bij het werk. Gewoonlijk komen er „dagelijks 7 a 8 man aan, maar het gebeurt ook dat er dagen zijn „waarop er zich 25 aanmelden. Nu moet het werk van iederen dag vóór den „avond afgedaan zijn, om te voorkomen dat er achterstand en stoornis „in den dienst komt." „De koloniale werving staat onder den minister van Oorlog, die daar over steeds in het meest welwillend overleg treedt met zijn ambtgenoot „van Koloniën. Maar zij staat onder den minister van Oorlog en moet „daaronder blijven om de volgende redenen: „Al de autoriteiten van het Nederlandsche leger zijn betrokken bij de „koloniale werving; allen moeten de hand leenen om die werving te „bevorderen en zoo goed mogelijk te doen slagen. Die autoriteiten staan „in rechtstreeksche betrekking met den commandant van het koloniaal „werfdepot. Bij verschil van gevoelen moet de minister van Oorlog „tusschenbeide treden en uitspraak doen." „Het koloniaal werfdepot bestaat uit drie compagnieën, behalve de ka piteins heeft elke compagnie 2 luitenants. Gemiddeld zijn er bij het „depot 400 man aanwezig en als men nu bedenkt, dat hier jaarlijks een „paar duizend man worden aangenomen, blijkt het, dat zulk eene compagnie „geregeld vijfmaal per jaar vernieuwd wordt met recruten, die niets „weten en de hoogst noodige opleiding moeten hebben. Men zal moeten „erkennen, dat het eene zware taak is, waarvoor bet kleine personeel wel „noodig is. Het personeel van onderofficieren en korporaals is evenzeer „niet sterker dan volstrekt noodig is. Het Nederlandsche leger heeft geen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 179