- 169 „overvloed van onderofficieren en korporaals; daarin ligt het bewijs, dat „zij niet onnoodig worden afgegeven." „Men meent dat het getal der compagnieën vermindering zou kunnen „ondergaan, maar men vergete niet, dat bij het koloniaal werfdepot gere geld ook nog 60 a 70 gerepatrieerden aanwezig zijn, die wachten op de „regeling van hunne positie, bv. totdat uitgewezen is of zij met gewoon „paspoort, met paspoort zonder bewijs van goed gedrag of mot pensioen „den dienst zullen verlaten. Daarbij is weder bijzondere oplettendheid „noodig, ten einde dit alles tot een goed einde te brengen." „Men meent, dat bij het koloniaal werfdepot bij voorkeur Indische of- „ficieren zouden moeten geplaatst worden. Wanneer ik wijs op de veel zijdige kennis van zaken, die dit personeel moet hebben, geloof ik wel „te mogen beweren, dat men die niet zoo licht bij Indische officieren, „al zijn zij nog zoo verdienstelijk en hoog aangeschreven, zou vinden." „Bovendien, welke officieren zou men moeten gebruiken Officieren met „verlof? Ik geloof niet, dat zij zouden zijn te krijgen. Doorgaans komen „Indische officieren met verlof om zich te retrempeeren in het koude „klimaat van hun vaderland en om zich op de hoogte te stellen van den „vooruitgang gedurende hun afwezen bereikt, ook wel om zich te ont spannen, en ik geloof niet, dat die officieren zouden genegen zijn om „zich te laten opsluiten in een verbanningsoord als Harderwijk." „Er valt mij in, dat ik nog een onderwerp heb overgeslagen, dat door „den geachten afgevaardigde is besproken en ik zal dat dus eerst opne- „men, alvorens verder te gaan. De geachte spreker meent, dat er te veel „werk gemaakt wordt van de oefening der recruten, dat men ze te lang „hier houdt." „Dit moge de opinie zijn van den geachten afgevaardigde, daartegenover „staat de meening van personen, die toch ook wel eenige kennis hebben „van Indische toestanden en de eischen, die er uit voortvloeien en het is „dan ook nog niet zoo lang geleden, dat Indische autoriteiten meenden, „dat de uitgezonden troepen te weinig zijn geoefend. Eene oefening van „ongeveer drie maanden, zooals tegenwoordig gegeven wordt, is niet al- „leen noodig om zich met den wapenhandel eenigszins vertrouwd te ma nken, maar ook om de recruten aan orde en tucht te gewennen". „Men meent dan ook, dat die tijd waarlijk niet te lang is". „Het gewennen aan tucht is niet alleen noodig, opdat er goede orde „aan boord zal wezen, maar ook om andere redenen". „Hoe menigmaal komt het niet voor, dat detachementen suppletietroe- „pen gedurende de reis, wegens averij aan het schip of anderszins, aan den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 180