180 Tiet is mij niet bekend of bij eenige van hoogerhand uitgevaardigde order of circulaire, de aanmoediging van de tooneelspeelkunst als wen- schelijk wordt voorgesteld; zeker is het echter, dat de meeste autoriteiten met een welwillend oog vereenigingen, die tot dat doel zijn gevormd, gadeslaan en ook door allerlei concessiën van die adhaesie doen blijken. Cantines worden van tooneelen voorzien, gelegenheid tot het houden van repetitiën gegeven, muziek afgestaan, ja, men weet dikwijls een hooggeplaatst inspecteur niet beter te eeren dan door hem bij een verblijf van eenige dagen eene voorstelling aan te bieden. Wordt dus aan den eenen kant nog al werk gemaakt van het tooneel, te veel heerscht bij de chefs en andere belangstellende ge- zaghebbenden het denkbeeld, dat dit amusement alleen goed is om de onderofficieren en mindere militairen van minder onschuldige vermaken terug te houden en dat de kunst in deze geheele geschie denis dus bijzaak is. Het gevolg van deze opvatting is, dat helaas, de kunst bij onze soldatencomedies geheel en al gemist wordt en de uitvoering n'en déplaise de couranten, die er altijd den lofzang over zingen eigenlijk niets is dan eene smakelooze en dikwerf zeer gebrekkige opzeggerij van de eene of andere zoutelooze klucht. Uit den aard der zaak mag men bij de beoordeeling van deze zaak zich niet op een te hoog standpunt plaatsen, men moet toege vend, meer dan toegevend zelfs zijn, doch al stelt men zijne eischen nog zoo laag, dan nog kan de voorstelling in de meeste gevallen een beschaafd man niet bevredigen, ja, zal zij zelfs zijn afkeer opwekken. En nog zou ik deze harde waarheid ongezegd hebben gelaten, ware het niet, dat dikwijls de burgerij de vertooning bijwoont en zich daarover vroolijk maakt op eene wijze, die alles behalve vleiend is voor de comedianten, die toch in elk geval hun best gedaan en ge geven hebben, wat zij konden. Het behoeft geen betoog, dat men van veelal onontwikkelde man nen, die met hun eigen taal, laat staan met andere talen, overhoop liggen, maar niet dadelijk kan verlangen, dat zij op bevredigende wijze comediespelen, maar juist daarom zou ik willen, dat iemand niet op de planken werd toegelaten, voordat hij de zekerheid geeft, een eenigszins dragelijk figuur te maken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 191