- 181 Hiertoe kan nu de beschermheer veel bijbrengen, wanneer hij door zijn anciënniteit als officier het noodige overwicht heeft op de dilet tanten en den slag bezit, om hen tot zijn inzichten over te halen. Vooreerst behoort hij bij het organiseeren van de eene of andere on derofficiers- of soldaten-vereeniging eene zorgvuldige schifting te houden en moet hij bij de toegelaten candidaten althans zooveel beschaving eischen, dat zij op natuurlijken toon een niet te moeielijk Hollandsch stuk, met inachtneming van de leesteekens kunnen opzeggen. Voorts moet er voor gezorgd worden, dat bijtijds de Fransche of andere vreemde woorden, die misschien bij de uitspraak moeielijk- lieden opleveren, uit het stuk verwijderd wordenniets toch is voor ons officieren pijnlijker dan bij onzen burgerbuurman een krampachtige aanval van lachlust bij het debiteeren van eenige enormiteit te zien bedwingen. Daar wij met de soldaten, als het ware, tot één groot huishouden behooren, voelen wij ons toch van zeif een beetje schuldig aan flaters, die door onze mede-wapenbroeders begaan worden en schamen wij ons voor de vroolijkheid, die daardoor bij niet militaire toeschouwers wordt opgewekt. Dat ik met deze meening nietalleen sta, kan blijken uit de omstandigheid, dat toen ik vele jaren geleden ook beschermheer was, mijn sedert tot zeer hooge rangen opgeklommen chef, mij steeds met den meesten nadruk aanbeval om door mijn invloed, bij voor het publiek toegankelijke voorstellingen, bêtises van de zijde van de dilettanten te voorkomen. En o wee! als de eene of andere eigenwijze artist den hem gegeven wenk in den wind sloeg en een volkomen misplaatste Fransche uitdrukking, die letterlijk kant noch wal raakte, debiteerde, ik zag dan mijn chef's gelaat betrekken en een plooi aannemen, die mij voor den volgenden ochtend weinig goeds beloofde. En waarlijk, de man had gelijk, volkomen gelijk, dat hij zich dood ergerde over de ten aanhoore van vreemde elementen geuite domheden. Een derde zorg van den beschermheer moet zijn, om de dilettanten geen gedichten te doen opzeggen, geen phrasen te doen debiteeren, geen elegiën te doen aan de markt brengen, waarvan de juiste bedoeling boven hun bevatting gaat, terwijl ten slotte het wanbegrip moet uitgeroeid worden, dat eenvoudig, kalm en naar het leven Dl. II, 1891. 13

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 192