192 ronden stcenen muur met een middellijn van ongeveer 20 M., vijf hutten waren daar om heen gebouwd. Die hutten waren ledig, maar daar eenige honden zich in de nabijheid ophielden en men over blijfselen van toebereid eten vond, was het duidelijk, dat de bewo ners deze eerst kort geleden verlaten hadden. Het terrein om de kraal was begroeid met grof gras en maïs, 1.5 a 1.8 M. hoog, be halve ten Noorden en Noordoosten. Daar was het terrein ongeveer 180 M. open, maar daar was ook een ravijntje, 1.8 a 2 4 M. diep, dat bij zwaren regen het water naar de Ityotyosi atvoerde. Ten 8 ure in de nabijheid van de kraal aangekomen, gaf de prins last om af te zadelen en de paarden te kluisteren, ten einde ze te laten grazen. De manschappen maakten daarna koffie gereed en rustten tot tien minuten voor vieren, toen de gids de mededeeling bracht, dat hij op een der heuvels een Zulu had gezien. De paar den werden nu opgevangen en gezadeld, terwijl de prins beval zich gereed te maken tot opstijgen. De manschappen stonden toen met ongeladen karabijnen bij de paarden, geen gevaar vermoedende. Op het bevel „opstijgen" knalde plotseling een salvo van eenige vijanden, die de kraal ongemerkt tot op een 20 tal passen genaderd waren. Ofschoon niemand getroffen werd, was de verrassing volkomen en de manschappen, ter nauwernood in den zadel, waren de paarden niet meester, die verschrikt door het schieten en het gegil der Zulu's door gingen in de richting van het ravijntje. De prins zelf wilde op stijgen toen het salvo weerklonk, maar zijn paard schijnt toen zoo onrustig te zijn geworden, dat hij niet in den zadel kon komen en dit vasthoudende naast zijn paard voortliep, dat de andere paarden volgde; goed ruiter en gymnasticus zijnde, schijnt de prins gedurende die beweging te paard te hebben willen springen, welke poging mis lukte door het afscheuren van een der holsters, die hij gegrepen had dientengevolge schijnt hij gevallen te zijn, zijn paard loslatende. Intusschen vuurden do Zulu's door, waardoor een man getroffen werd en viel. Den gids en een der manschappen, die bij de kraal waren achtergebleven, zag men nimmer terug. De overigen kwamen zonder ongevallen het ravijntje over en ontvloden de plaats des on- heils. De luitenant Oareij, die op de vlucht den prins niet meer zag, vernam, nadat de manschappen zich weer bij hem gevoegd had-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 203