225
Voldoet de tegenwoordige organisatie van de Intendance bij het
Indische leger aan de eischen, welke daaraan gesteld kannen worden,
en bestaat er een rationeele samenwerking tusschen Generalen Staf
en Intendance? Ziedaar eenige vragen, waarop wij eenig antwoord
zullen trachten te geven.
Wanneer wij den regeeringsalmanak van het jaar 1891, eerste
gedeelte bldz. 351 opslaan, dan zien wij, dat tot den werkkring der
Ve afdeeling van het Departement van Oorlog, aan wier hoofd de
hoofd-intendant der militaire administratie staat, behoort alles, wat
betreft:
a. de betaling, kleeding, voeding van het leger;
b. het vervoer van militaire personen en goederen;
c. de ordonnanceering, verevening en betaalbaarstelling van alle vor
deringen op het Departement van Oorlog;
d. de rekening met Nederlandscho consuls in het buitenland;
e. de invordering van schulden;
de delegatiën;
(j. de borgtochten van comptabelen;
li. het militair spaarfonds;
i. gratificatiën, schadevergoedingen;
Tc. het opmaken en het beheer der begrooting;
l. de voorziening in alle behoeften aan levensmiddelen, fourages, brand
en lichtstoffen, huisraad- en kazerneering voorwerpen, kleedingstuk-
ken, harnachement, hospitaalgoederen;
m. het militair transportwezen;
n. de controle over de opname der kledingmagazijnen
enzoovoort, enzoovoort, waarmede de steller van bovenstaande op
somming zich zeker heeft willen redden uit het labyrinth, waarin hij
zich, den werkkring der Hoofd-Intendance beschrijvende, begeven heeft.
Of hebben wij geen recht tot de gevolgtrekking, dat alles wat
behoort tot den werkkring van de Ve afdeeling van het Departe
ment van Oorlog, aan het hoofd waarvan de iioofd-intendant staat,
geacht kan worden te behooren tot den werkkring der Hoofd-Inten
dance? Heeft genoemde Hoofd-Intendant nog een ander bureau, waar
andere werkzaamhedenja laten wij het maar eens zoo uitdrukken,
waar werkzaamheden verricht worden, verband houdende met de moeie-
lijke taak voor de Intendance in oorlogstijd weggelegd, waar men zich