247 het vrije veld te brengen, hetwelk echter niet zonder gevaar kon geschieden, uithoofde de kisten met Artillerie- en Infanteriepatronen door de eenige poort, die zich in den ringmuur bevond en waarnaast de brandende kazerne voor de pioniers bestemd, stond, moesten ge dragen worden. Alles werd echter behouden buiten op het veld ge bracht, ver genoeg van de brandende gebouwen, om van dien kant geen gevaar meer te moeten vreezen. Toen de verwarring, welke gewoonlijk dergelijke onverwachtsche gevallen in de eerste oogenblikken veroorzaken, voorbij was, begon men natuurlijk naar den oorsprong van den brand te zoeken. Sommige Inlanders waren van gevoelen en beweerden ook gezien te hebben, dat de muitelingen van de overzijde pijlen, waarvan de punten met brandend katoen waren omwonden, op de met droog gras gedekte gebouwen hadden afgeschoten. Hoewel dit mogelijk is en de Inlanders ook de gewoonte hebben, om op deze wijze brand te stichten, geloof ik eer der, dat kwaadwilligen te 'Bandjir Jeger den brand hebben aangestoken, vooral daar men met eenigen grond kan veronderstellen, dat de bewoners van die plaats, door het dagelijksch verkeer met die van Kertosono, hetwelk voor onze aankomst plaats had en de familiebetrekkingen, die daarvan het gevolg waren, onze geheime vijanden moesten zijn. Te meer werd ik daarin gesterkt, toen ik op eenigen afstand van het dorp ook het lange en droge gras, alang-alang genoemd, over een groote uitgestrektheid in brand gestoken zag, zoodat ik niet weinig bezorgd was, dat die brand tot de plaats, waar onze munitiën gelegd waren, zoude doordringen; gelukkig echter was de wind niet sterk en aan het verspreiden van den brand ongunstig, zoodat hij na eenige uren geheel ophield. Het is niet te verwonderen, dat de kolonel Bonnelle en ook wij, namelijk de majoor Le Bron de Yexela en ik, die bij de afspraak waren tegenwoordig geweest, dat de Resident Besier zich met zijne Inlandsche macht met ons te Bandjir Jeger zoude vereenigen en wij alsdan gezamenlijk tegen de muitelingen zouden optrekken, nieuws gierig waren te vernemen, welke omstandigheden tot zijn geleden verlies hadden aanleiding gegeven en vooral hoe het kwam, dat hij tegen de gemaakte afspraak zich alleen op 's vijands grondgebied gewaagd en aan die nederlaag blootgesteld had.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 258