257 - 3. „Zooals reeds is opgemerkt is de E. L. getrouw gebleven aan het „systeem van het oud-IIollandseli recht, volgens 't welk het openbaar „ministerie (waarvoor hier in de plaats treedt de secretaris of auditeur militair) de vraagpunten ontwierp, welke het meonde aan den beklaagde „(of getuige) te moeten doen". „De art. 20 en 45 E. L. zijn te dien aanzien zeer stellig en hebben „blijkbaar aan den secretaris uitsluitend de bevoegdheid willen toekennen, „om de benoodigde vraagpunten samen te stellen". „In de geheele E. L. is zelfs geen enkel artikel te vinden, waarbij aan „officieren-commissarissen het recht is toegekend, om vragen, welke door „den auditeur-militair of secretaris wel, doch door hen niet noodig worden „geoordeeld, op eigen gezag niet te stellen". „Alleen zijn zij, krachtens art. 45 jo. art. 69 E. L. gerechtigd, om, vóór „den aanvang van het verhoor, sommige vragen te doen wijzigen, wanneer „zij daarop eenige aanmerkingen mochten hebben en, in den loop van het „verhoor, de ontworpen en door hen reeds goedgekeurde vragen te veranderen „naar aanleiding van beklaagdes antwoorden". „In dit geval spreekt het van zelf dat zij sommige vragen, welke ton „gevolge van beklaagdes antwoorden overtollig zijn geworden, kunnen „doen vervallen en zelfs dat zij, zoo het noodig mocht zijn, andere vragen, „door de omstandigheden en de wending van het verhoor noodzakelijk ge- „worden, aan den beklaagde kunnen stellen". „Doch het recht van den auditeur-militair (of secretaris) om de door „hem, zelfs in strijd met het gevoelen van officieren-commissarissen, noodig „geoordeelde vragen te doen stellen, is onwrikbaar". „De bevoegdheid om vragen te stellen of te doen stellen berust overigens „uitsluitend bij den auditeur-militair (secretaris) en de officieren-commis- „sarissen". „Geene andere autoriteit, dus ook niet de garnizoenscommandant, is ge- „rechtigd, om aan officieren-commissarissen op te dragen, deze of gene „vragen aan een beklaagde te stellen; wel zal de garnizoenscommandant» „die, buiten de residentie van den krijgsraad, de informatiën van officieren- commissarissen ontvangt, om ze aan den auditeur-militair door te zenden, „goed doen die informatiën na te lezen en c. q. officieren-commissarissen „en fung. secretaris opmerkzaam mogen maken op verzuimen en onvol ledigheden, in de verschillende verhooren; de officieren-commissarissen „zullen alsdan de gemaakte opmerkingen in overweging moeten nemen, „en, zoo zij zich daarmede kunnen vereenigen, alsnog de noodige vragen „doen beantwoorden".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 268