264 schreven heeft, bij het nemen van disciplinaire maatregelen tegen officie ren, die geduelleerd hebben niet alleen na te gaan of alles gedaan is wat de eer vordert, maar ook goed te onderzoeken welke oorzaken aanleiding hebben gegeven tot het tweegevecht. Dikwijls toch zijn deze daarin te vinden, dat een der beide partijen de eenvoudigste regelen der welle vendheid, om niet eens van kameraadschap te spreken, overtreden heeft. Worden wij met bovenstaande regelen op de hoogte gebracht van de meening, die, niettegenstaande wetten en bepalingen, in Nederland of liever in het Nederlandsche Leger nog altijd omtrent het tweegevecht voorzit, ook in Indië beschouwt men de zaak niet anders en wordt door de militaire autoriteiten, ja zelfs door het hoogste militaire lichaam, het Legerbestuur, het beginsel gehuldigd, dat, mag de wet ook het duel verbiedeD, toch de militaire begrippen het onder zekere omstandigheden gebiedend eischen. Nog weinige jaren geleden toch geschiedde het, dat een officier, op een zeer ongeschikt tijdstip en een niet minder ongeschikte plaats zijne echtgenoote in gezelschap van een zijner collega's aantrof. De omstandigheid, dat hij geweigerd of liever nagelaten heeft om den man, die zijne eer te na was gekomen, uit te dagen, was vol doende om hem door het Legerbestuur voor een Raad van Onder zoek te doen verschijnen. Door die vierschaar onwaardig geoordeeld langer te dienen, werd hij bij besluit van den Gouverneur-Generaal uit den dienst ontslagen en mocht het hem later in civielen dienst geplaatst, niettegenstaande herhaalde adressen, niet gelukken om zijn ontslag als te zijn verleend „eervol" te doen beschouwen. Eenigen tijd daarna, kreeg in een geheel ander oord een officier een hooggaand geschil met een zijner kameraden, dat, hoewel uit een bagatel ontstaan, ten laatste zulke bedenkelijke afmetingen aannam, dat laatstgenoemde aanleiding vond, om zijn wapenbroeder uit te dagen. De zaak werd toen onderworpen aan de beslissing van een commissie, bestaande uit alle officieren van het niet groote garnizoen aan een soort van Eereraad dus, en deze maakte eenparig uit, dat een tweegevecht de quaestie moest beëindigen. Eerstgenoemd officier weigerde dit advies op te volgen en werd daarvoor door den Leger commandant gestraft met veertien dagen provoost.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 275