1>E (.JEBEURTENISSEN IN EDI GEDURENDE HE l' JAAR
1890 TOT 1)E KOMST VAN DE JAVA COLONNE.
Reeds in December 1889 kwamen bij het civiel bestuur in Edi
berichten binnen, dat lieden uit Perlak het voornemen hadden op
gevat om weder naar Pantoen Raijoet te trekken, ten einde van
daaruit eene herhaling der weinige maanden t. v. plaats gehad hebbende
ongeregeldheden voor te bereiden, terwijl het eene maand later ook
werkelijk bevestigd werd, dat eene bende van 50 man zich op
de genoemde verzamelplaats had vereenigd.
Spoedig daarna gaven de hoofden dezer bende, zekere Nja Moha
mad en Habib Abas, personen, die ook in 1889 tot de moslemm
hadden behoord, teekenen van leven door eerst aan Habib Mohamad
van Pedawa Besar en later ook aan Toekoe Tjihik, den radja, den
sjahbander en de mindere hoofden van Edi brieven te zenden met
uitnoodiging om deel te nemen aan den heiligen oorlog tegen de
ongeloovigen, terwijl de twee genoemde radja's bovendien met wraak
bedreigd werden als zij voortgingen onze zijde te kiezen.
In eene den 7cn Februari 1890 door het bestuur in Edi belegde ver
gadering, waarbij enkele vorsten van de naburige staatjes tegenwoor
dig waren, werden deze aan hunne belofte herinnerd ten vorigenjare
gedaan, om bij wederverschijning van moslemin in het Edische de
benden met eigen middelen te verdrijven. Hierop verklaarden zij,
daar de muitelingen thans uitsluitend bestonden uit lieden van Per-
lak, dat ook op den vorst van dit landschap in de eerste plaats de taak
rustte om voor die verdrijving zorg te dragen. Toekoe Tjihik Per-
lak erkende de juistheid hiervan wel, doch verklaarde zich niet bij
machte om aan het verlangen van het bestuur te voldoen, omdat hij
1). De namen Tengkoe Moeda Said en Tengkoe Njaq Hassan van Titih (Pedir)
werden ook genoemd.