297
daar op den linkeroever der Pedawa Pontong rivier had reeds eenigen
tijd t. v. de radja van Edi versterkingen laten oprichten en door zijn volk
doen bezetten, ten einde het verder voortdringen des vijands te kunnen
te keer gaan. Toen de muiters na het hiervoren vermeld treffen
weinig meer van zich deden hooren, besloot hij door zijne onderge
schikten eene poging te doen wagen om hen uit hunne stelling op den
Boekit Mata Ajer te verdrijven. Den 6on Mei had daarop tusschen
de Edineezen en de moslemin (thans tot 400 a 500 man aangegroeid)
een gevecht plaats, waarbij volgens Atjehsch gebruik hevig gevuurd
werd, van weerszijden enkele dooden en gewonden vielen, doch het
beoogde doel niet bereikt werd. Zelfs gelukte het den vijand weinige
dagen later zich opnieuw te nestelen in de stellingen, waaruit hij
den 29™ April door onze troepen was verdreven hij bleef echter nog
steeds buiten den kring van de door den radja van Edi opgerichte
sterkten.
Tot den 14en Mei bleef de toestand vrij wel onveranderd.
In den vooravond van dien dag kwam echter het bericht binnen,
dat het woonhuis met de Oostwaarts daaraan grenzende versterking
van den petoea te Pedawa Pontong door de goed gezinde Edineezen,
voor de bezetting aangewezen, verlaten en door den vijand in bezit
genomen was.
De luitenant-kolonel Helderman besloot den volgenden dag uit
te rukken, ten einde eene poging te doen de bevriende Edineezen in
hunne positie te herstellen.
De daarvoor bestemde colonne bestond uit:
a. de marine landingsdivisie, ter sterkte van 5 officieren en 103
geweren, benevens een mortier van 12 c. M. met bediening, onder bevel
van den luit. ter zee le kl. J. M. P. Kluit;
b. de compagnie infanterie van de bezetting, sterk 2 officieren en 138
bajonetten, onder den kap. der inf. H. F. C. van Bijlevelt;
o. de 3e comp. van het 14e bat., sterk 3 officieren en 77 bajonetten,
onder den kap. der inf. J. G. Meijes, en
d. eene ambulance onder den off. van gez. 2e kl. P. C. J. van Brero.
In den morgen van den 15en Mei ten u. uitgerukt, kreeg de
colonne bij hare aankomst te Pedawa Pontong, voorbij het versterkte
huis van Toekoe Bantah, op eens zulk een hevig vuur, zoowel uit