333
ophield vormde de voorhoede, daarna volgde de hoofdmacht, be
staande uit de le comp. van het korps, de artillerie en de 2e comp.,
terwijl de 4e comp. de achterhoede vormde en den trein en de am
bulance dekte.
Even vóór het vertrek der colonne deelde de assistent-resident
van Assen den colonnecommandant mede, dat de versterkingen op
de grens van Edi Tjoet nog door de moslemin werdén bezet gehouden.
Nadat de colonne ten 5 u. 57 v. m. de Edi rivier overgetrokken
was, werd met inachtneming van de vereischte veiligheidsmaatre
gelen verder voortgerukt. Tengevolge van het doorzoeken van het
zijwaarts gelegen terrein kon de marsch slechts zeer langzaam vorderen.
Ten 7 u. 5 v. m. werd, zonder den vijand te ontmoeten, de men-
darsah Tapijang Batoe bereikt, 10 min. later een korte rust gehouden
en daarna weder doorgemarcheerd.
Ten 7 u. 35 v. m. toen de voorhoede het bruggetje g (Zie de kaart)
bereikt had, viel uit de toen nog geheel aan het oog onttrokken
versterking Ivota Nawas het eerste schot, waarna van 's vijands zijde
een vrij krachtig geweervuur, met dïkiren gepaard, volgde.
Terwijl de voorhoede compagnie zich langs den weg uitbreidde
en nu en dan salvo's in de richting des vijands loste, werd door de
aitillerie, die naar voren getreden was, iets voorbij het bruggetje
g afgelegd en eenige kartetsen verschoten, toen het woest getier
van 's vijands zijde op eens zeer in hevigheid toenam en het allen schijn
had dat hij naderde om tot een klewangaanval over te gaan,
Eene inmiddels in N. richting gemaakte verkenning, langs een
daar aangetroffen voetpad door het dichte houtgewas, voerde naar
de plaats hwaar een boomstam den overgang over een diepe sloot
toeliet en gaf dit den colonnecommandant aanleiding de 1° comp. daar
heen te dirigeeren met last de sloot over te trekken en zich gereed
te houden om op het eerste bevel de vijandelijke sterkte in de flank
aan te vallen. In W. richting langs den weg kreeg men bij i,
door een open ruimte in het houtgewas, de vijandelijke versterking
te zien op ongeveer 200 M. ten N. van dien weg en door een diepe
en modderige greppel (eerst later bij het in kaart brengen van het terrein
bleek het welken loop die greppel had) daarvan gescheiden.
De sectie artillerie gecommandeerd door den len luit, W. J.
Dl. II, 1891. 22