354
Ten 9 u. 5 v. m. met het embarkement begonnen, was dit ten
11 u. 10 volbracht en in den avond tusschen 7 en 9 u. was de
expeditionnaire colonne naar Bagoh en Oleh Gadjah weder in haar
bivak te Edi teruggekeerd.
Toen de Bevelhebber den 16en Juni ten 11 u. n. m. boven vermeld
bericht van den majoor Halewijn ontving, werd nog dienzelfden avond,
behalve de noodige beschikkingen voor de toezending van tongkangs,
besloten om met het aanbreken van den volgenden dag met alle krachten
te beginnen aan de oprichting van een barak voor choleralijders op
eene geïsoleerde plaats, ten N. van het bivak van het 6e bat. en
beneden den wind gelegen.
Dank zij de groote voortvarendheid bij dezen arbeid door den len luit.
der genie F. C. Proper aan den dag gelegd, was dit hospitaal,
ingericht voor 100 lijders, zoo goed als gereed toen de colonne in den
namiddag van den 17en Juni op de reede verscheen.
Gedurende den overtocht hadden zich geene nieuwe gevallen van
de ziekte meer voorgedaan en vermoedden de beide officieren van gez.,
die de colonne hadden vergezeld, de heeren Maier en dr. van der Harst
de laatste was evenzoo aan de ziekte lijdende dat men hier niet
te doen had met cholera gelijk de off. v. gez. van H. M. Benkoelen,
die de overledenen in het bivak koeala Bagoh had behandeld, meende,
maar met fehris intermittens met cholera verschijnselen gepaard. Den
volgenden dag verklaarden zij hun den vorigen avond uitgesproken
vermoeden voor zekerheid, doch met het oog op het vrij groote aantal
zieken en het nog grootere aantal reconvalescenten, achtten zij eene
volstrekte rust van eeuige dagen dringend noodig. Nog enkele
lijders overleden op de volgende dagen, doch reeds in den avond van
den 18eu Juni kon de gezondheidstoestand vrij gunstig worden genoemd.
"Wanneer men acht geeft op de moeilijke omstandigheden, waarin
de colonne Halewijn de laatste dagen had verkeerd, dan mag ook een
woord van rechtmatige hulde hier niet achterwege blijven aan de twee
hier voren genoemde geneesheeren voor de wijze, waarop zij zich van
hunne zware taak hebben gekweten. Die hulde geldt in de eerste
plaats den off. v. gez. le kl. J. A. C. Maier, wiens rustelooze ijver en