384
commandant besluiten „voor het geheel" het signaal „voorwaarts" te
doen blazen, ten teeken dat alles zich landwaarts moest spoeden.
Eene nauwgezette opvolging van de vastgestelde „Regeling" bleek
derhalve niet mogelijk te zijn en de ondervinding hier opgedaan, leert
dan ook dat bij vaartuigen met onvolkomen stuurvermogen, gelijk
met de in Edi aanwezige tongkangs het geval is, eene regeling als de
hier bedoelde ook alleen dan uitvoerbaar kan worden geacht, wanneer-
die vaartuigen door stoomsloepen naar hunne bestemmingsplaats
kunnen worden overgebracht.
Alzoo door den drang der omstandigheden genoodzaakt om voor het
binnenvaren van de koeala en van de rivier de vrije hand te laten aan de
verschillende tongkangs, was het den colonnecommandant, toen deze ein
delijk zelf de riviermonding was binnengeloopen, onbekend welke troepen
zich aan hoofd der flottille bevonden en hoe de verschillende afdeelingen
achter elkander volgden. Te recht bevreesd dat door eenig oponthoud
het welslagen der onderneming in gevaar zou worden gebracht,
zag hij af van elk voornemen om een gedeelte van den troep aan
de koeala Ilagoh te debarkeeren en dit daarna langs den weg, bij
den vorigen tocht gevolgd, de vastgestelde bivakplaats te doen berei
ken. En te eerder zag de colonnecommandant hiervan af, omdat
het ontschepen van één of twee compagnieën, nu de onderdeelen
daarvan hoogst waarschijnlijk van elkander gescheiden waren, tot groot
tijdverlies zou leiden, doch ook omdat van den vijand uiets bekend was
en het vermoeden voor de hand lag dat de communicatie langs den be-
wusten weg, welke destijds bij den terugkeer door ons weder was ver
broken, zeker niet zou zijn hersteld, waardoor dus de marsch van de
ontscheepte troepenafdeeling belangrijk zou worden vertraagd.
De tocht moest derhalve geheel te water worden afgelegd, doch
dan was het ook zaak dat zich aan het hoofd geen artillerie of ca
valerie, doch wel infanterie afdeelingen bevonden om, al waren het
dan ook niet de daarvoor aangewezen compagnieën, bij aankomst ter
gewilde plaatse zich dadelijk ter weerszijden van de rivier in het
terrein te kunnen vastzetten. Hieromtrent moest zoo spoedig moge
lijk zekerheid worden verkregen en toon dan ook, kort nadat de co
lonnecommandant de koeala was binnen gevaren, de stoomsloep met
den commandant van H. M. Benkoelen van het hoofd der flottille