BESLUIT. Met de tuchtiging van Oleh Gadjah nam de Edi expeditie van 1890 een einde. Van de voorgenomen tuchtiging van Djingki moest worden afge zien, omdat bij gemis van betrouwbare gegevens eeu tocht daarheen te veel zou moeten doen vertrouwen op het toeval en de uitslag daardoor wellicht schade zou doen aan het tot dusverre behaalde succes. Ten einde Djingki te straffen werd echter bepaald dat voorloopig alle vaartuigen, welke zich binnen het zeegebeid van die landstreek ver toonden en geen pas hadden van het bestuur of zich niet op force majeure konden beroepen, met bemanning en lading moesten wor den opgebracht. Deze zelfde bepaling gold ook Perlak om het te straffen voor zijne dubbelzinnige houding tijdens de onlusten. Na terugkeer van de colonne Halewijn maakte deze nog een marsch naar Edi Tjoet, waar de bevolking weer rustig aan den arbeid ge vonden werd. Aan het voornemen om de gedei aldaar te verbranden werd geen gevolg gegeven men bepaalde er zich toe de petoewa's te wijzen op hetgeen Bagoh en Oleh Gadjah was overkomen, met aansporing zich voor den vervolge van onruststoken te onthouden, wilden zij te eenigen tijd niet hetzelfde lot ondergaaD. Met den opname arbeid werd gedurende de dagen die nu volgden geregeld voortgegaan, evenals met het bij herhaling bezoeken van de gevechtsterreinen der verloopen maand en het doorzoeken van hunnen omtrek. Zoo maakten de beide compagnieën van het 14c bat. en de compagnie vaste bezetting den 5eu Juli onder bevel van den ka pitein van Bijlevelt, op aanwijzing van een gids, een marsch over den Boekit Mata Ajer naar de ongeveer een uur gaans ten Z. hiervan gelegen in het heuvelterrein aangelegde nederzetting, Seneboeh Koe- joen genaamd. Bij de nadering van onze troepen werd door de bewoners uit eene kleine versterking een dertigtal geweerschoten op de onzen gelost, waarna de muiters ijlings de vlucht namen. De

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 414