401 de door het Gouvernement gemaakte oorlogskosten. Hierbij gold de overweging dat naarmate een grooter aandeel aan het verzet was genomen de boete ook des te zwaarder moest zijn. Dientengevolge werd vastgesteld dat voor ieder uit te voeren kojang peper zou worden betaald door: Langsar en Modjopahit15 dollars Soengei Raja15 B Perlak, Djingki en Simpang Anas40 Pedawa Besar15 Edi Besar15 y Djolok Besar en Djolok Ketjil15 Bagoh15 Oleh Gadjah40 Edi Tjoet30 Simpang Olim15 Tandjong Semantoh15 wordende het totale bedrag der aldus opgelegde schatting geraamd op 100000 dollars. In het eerste haltjaar 1891 had echter de in 's lands kas gevloeide boete die raming reeds overtroffen; zij bedroeg op den 31en Mei 1891 niet minder dan 131101 dollars. Ten slotte zij vermeld dat bij Koninklijk besluit van 30 Augustus 1891 N°. 2 ter zake van de Edi expeditie van 1890 de volgende onderscheidingen zijn toegekend: I. Bevorderd van ridder der 4e klasse tot ridder der 3e klasse van de Militaire Willems Orde: de Generaal Majoor H. K. F. van Teijn en de Majoor der infan terie G. H. R. Halewijn. II. Machtiging verleend om bij eerstvoorkomende vacature in den majoorsrang bij het wapen der infanterie buitengewoon tot dien rang te bevorderen den Kapitein van den Generalen Staf J. B. van Heutsz. Aau welke machtiging uitvoering gegeven bij Gouv. besl. dd. 7 October 1891 N°. 17. III. Te benoemen tot ridder der 4e klasse van de Militaire Willems Orde:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 416