HET VUKEN MET GRANAATKARTETSEN TEGEN GELEKTE DOELEN. De laatste twee jaren hebben de bergbatterijen in opdracht ge kregen om bij de practische oefeningen te onderzoeken, of de bestaande schietregels van het Gkt. vuur tegen gedekte doelen, zooals 12 van den Leidraad voor het schieten te velde die voorschrijft boven de 1500 M, nog aanbeveling verdienen. Zoowel de veld- als de bergartillerie volgt tot nu toe voor boven genoemd vuur dezelfde regels, iets dat onmogelijk goed kan zijn, indien men nagaat dat bij gelijke intervallen de springhoogten bij het veldkanon bijna de helft kleiner zijn dan die bij het bergkanon. Deze opmerking werd destijds door een der batterijcommandanten gemaakt en daarbij voorgesteld, boven de 1500 M. met normale springhoogte te vuren, iets dat volgens den Leidraad eerst boven 2000 M. mag geschieden. Waarom nu juist werd besloten om tengevolge dezer opmerking alleen aan de juistheid der schietregels voor het vuren boven 1500 M. te twijfeleD, is mij nooit duidelijk geweest. Het vuren met bergartillerie toch boven 2000 M. tegen goed gedekte artillerie kan men gerust als munitieverspilling aanmerken. Al volgt men daarvoor de meest logische schietregels, dan zullen de spreiding en het moeielijk observeeren op dien afstand oorzaken zijn, dat men toch geene resultaten verkrijgt. Een gedekt opgestelde artillerie is op 2000 M. niet te zien, tenzij men bijzonder gunstige omstandigheden in zyn voordeel heeft; indien bv. het terrein naar 's vijands zijde effen is en sterk op- of afloopt, of indien verzuimd is de noodige masken aan te brengen enz. Het vuren tegen gedekte doelen op afstanden beneden 1500 M. zal echter meermalen voorkomen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 434