423 - Stel, dat het gem. springpunt in F is gelegen, dan zullen alle springpunten, indien men de H. S. buiten rekening laat, zijn gelegen in de horizontale lijn KFL. Waar deze lijn DC snijdt, is de uiterste grens van de springpunten, waarbij nog uitwerking kan worden ver kregen. Wel is die grens aan de andere zijde ook bepaald door de snijding met de lijn AE, doch dit snijpunt zal zoover vóór de binnen- kruin liggen, dat het buiten beschouwing kan blijven. Het is dus de vraag, hoeveel Grkt. men voor de uitwerking wil doen verloren gaan om het gem. springpunt zoo dicht vóór de binnenkruin te brengen, dat daardoor de andere Grkt. eene gunstige uitwerking kunnen verkrijgen. Hiervoor mag men '/4 als een vrij aanbevelenswaardig getal aan nemen. Het gemiddeld interval wordt dan=J/2 L.S.50, dus op middelbare afstanden van 18 tot 25 M. Bij goed brandende tijdbuizen zou dan op 2000 M. het maximum interval 75 M. bedragen, en de strook waarin 50 °/0 springpunten liggen zich tot 50 M. voor de binnenkruin uitstrekken 1) Hu kan men het interval nog wel kleiner maken, door bv. 1/s of 1/2 van het aantal projectielen voorbij D te laten springen, doch dan nadert het punt F te veel het smalste gedeelte van de strook CDE, waardoor dan alweer tengevolge van de spreiding nog meer projectielen zouden verloren gaan. Vooral voor de kleine afstanden verkrijgt men door het te ver vallen van J/4 der schoten uiterst gunstige intervallen. Op 300 M. bv. 13 M.; op 600 M. 15 M. enz. Ook is somtijds het observeeren van het of der springpunten op kleine afstanden mogelijk, vooral indien men zijposten uitzet. Men kan dan het interval werkelijk zoo regelen, als men verkiest. En al zal het gem. interval bij het -j- vallen van 4 der schoten nu niet in de practijk wiskunstig gelijk zijn aan de halve L.S. 50, dan zal het toch in ieder geval klein en dus gunstig zijn. 1) Construeert men voor een bepaalden afstand den hoek CDE, en schuift men daarin eene strook papier, aangevende de totale spreiding voor dien afstand, dan ziet men dat op kleine afstanden 35 °/0 en op groote afstanden 50 °/0 daarbuiten vallen Voor de practijk is het voldoende nauwkeurig, indien men de parallelogramvormige spreidingsstrook in 64 gelijke deelen verdeelt, in elk deeltje het °/0 treffers invult en op die strook CDE afteekent, waarna men terstond kan zien, hoeveel °/0 treffers buiten de beenen vallen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 438