430
brengen, als springpunten of -)-• Een Gkt. welke bv. 20 M.
aanslaat, maar daarentegen 100 M. verder springt als springende te
beschouwen, is eene dwaling.
Wil men zuiver het interval uit de ligging der springpunten af
leiden, dan mag men alleen springpunten in aanmerking nemen, on
verschillig of de Gkt. vóór of na de A. springen. Niet sprin
gende Gkt. worden dus als? aangemerkt, ook al heeft men de A.
waargenomen. Voor de berekening van de springhoogte moeten
alle springpunten, welke na een A. zijn verkregen, worden be
schouwd als te laag gevallen te zijn. Uit het °/0 A. en te lage
springpunten kan men opmaken, hoeveel de baan moet worden ver
hoogd voor het voortgezette vuur. De verdere correctie kan dan
geschieden naar de springhoogte, die men dan verkrijgt.
Zoo als men ziet, heeft men bij het inschieten met Gkt. andere
gegevens noodig, als bij dat met G.
Zoo heeft men bv. de 2e, 3e, 6e en 7e kolom van de hierboven
vermelde tabel niet noodig, evenmin de spreidingssehaal voor G.
Daarentegen kan men bij het inschieten met G. de 5e en 10e kolom
missen.
Uit alle tot nu toe vermelde gegevens en voorbeelden kan men, ter
voorkoming van iedere berekening hoe gering ook, 2 tabellen samen
stellen, nl. óéne voor het voortgezette vuur na het inschieten met
G en eene voor dat zelfde Yuur na het inschieten met Gktdeze
tabellen zijn: